Het was de bedoeling om Brunei van west naar oost te doorkruisen, als tussenstop tussen de Maleisische deelstaten Sarawak en Sabah. Maar de verbindingen over land en zee tussen beide landen zijn na Covid nog lang niet hersteld. Brunei is pas een paar maanden geleden überhaupt weer open gegaan voor toeristen. Je kunt drie keer per week per bus via het oosten (Kota Kinabalu) Brunei uit, maar niet vanuit het westen (Miri) Brunei in.
Ik had nog een dag over in mijn programma en wilde toch wel iets van het land zien, dus boekte ik een retourvlucht op één dag vanuit Kota Kinabalu: ’s ochtends vroeg heen, aan het begin van de avond terug. De vlucht naar de hoofdstad Bandar Seri Begawan was met Royal Brunei Airlines en duurde maar 25 minuten.

Bij de balie vonden ze het wel gek dat ik maar één dag ging, maar konden ook geen reden ontdekken waarom het niet zou kunnen. “Heb je een retourticket?” – nou, kijk eens in je eigen computer, ik ga vanavond met dezelfde maatschappij terug.
De vlucht start met een islamitisch gebed, waaronder ze een filmpje laten zien van de mooiste moskeeën van het land. Smaakvol gedaan. De grenscontrole verliep probleemloos en ik wisselde wat Maleisische ringgit om in Brunei dollars om deze dag te besteden. Ik probeerde de kosten onder controle te houden, en wilde dus met de airportbus naar het centrum. Dat bleek prima geregeld: ze hadden zelfs comfortabele bankjes bij de halte geplaatst.

Bussen zijn hier net als in de Golfstaten vooral voor de gastarbeiders, de welgestelde lokale bevolking rijdt alleen in eigen auto’s. De bus die voor kwam rijden leek een afdankertje uit Maleisië, maar voor 1 Belize dollar mocht ik niet klagen. Hij bracht me in een half uurtje naar het overzichtelijk kleine stadscentrum.
De belangrijkste bezienswaardigheid van de stad is Kampong Ayer, een nederzetting met huizen op palen in de rivier de Brunei. Je komt er via één van de vele taxibootjes die de waterkant afstruinen naar klandizie. Als je maar enigszins in de buurt van het water loopt komt er al eentje naar je toegevaren en wijst waar je op kunt stappen. Er geldt een vaste prijs van 1 Belize dollar.

De bootjes zijn ook te charteren voor een tour van één of twee uur, bijvoorbeeld tegen zonsondergang naar een plek waar neusapen in het wild te zien zijn. Voor de bewoners van Kampong Ayer is dit ook de normale vorm van openbaar vervoer.
Schattingen van het aantal inwoners van Kampong Ayer schommelen tussen de 10.000 en 20.000 mensen. De stad op palen is er al eeuwen en ooit zag heel Bandar er zo uit.

Het vraagt wel wat gewenning om over de planken te lopen. Gelukkig was ik de afgelopen weken al getraind in het lopen op enigszins natte en gladde houten looppaden. Maar zeker als ik ergens wat langer stilstond en bijvoorbeeld foto’s maakte, raakte ik wel licht duizelig en zocht snel een veranda of een betonnen stukje op.
Als je aankomt zie je aan de linkerkant een nieuwe gedeelte van de nederzetting: de huizen nog steeds op pilaren, maar net als de ‘straten’ gemaakt van steen en beton. Eigen bootje voor de deur, het ziet er gerieflijk uit.
Als je rechtsaf slaat kom je in het oudere gedeelte. Er is met pijlen een looproute aangegeven langs twee moskeeën en wat andere publieke gebouwen.

Terug op het ‘vasteland’ liep ik de Heritage Trail, die je langs verschillende monumentale panden in het stadscentrum voert. De grote witte Omar Ali Saifuddien-moskee is het middelpunt, maar overal in de buurt zijn andere interessante bouwwerken in een vreemde koloniaal-regionale stijl. Je kunt hier ontspannen lopen, er zijn goede trottoirs.

Het was alleen mogelijk om op vrijdag op één dag heen en weer te vliegen naar Brunei vanuit Kota Kinabalu. Echter, op vrijdag is ‘alles’ gesloten in het vrome Brunei. De musea zijn de hele dag dicht, de winkels en restaurants alleen tussen 12 en 2. Op dat tijdstip vind je alleen wat verveelde toeristen op straat (de wifi opsnoepend van het The Coffee Bean & Tea Leaf-café), wachtend tot je weer verder kunt. Gelukkig gaat alles weer open zodra de moskee uitgaat, dat was tegen kwart voor 2.
Ik at een heerlijke Soto Ajam (rijk gevulde kippensoep) bij één van de lokale restaurantjes aan de hoofdstraat voor 6 Belize dollar (4,20 EUR). De kosten in het notoir rijke Brunei vielen me wel mee, en de hele sfeer is ook zeker niet zo protserig als in de Golfstaten.

Later op de middag nam ik een lokale bus naar de wijk Gadong. Het heeft het grootste winkelcentrum van de stad (erg populair bij de lokale bevolking op vrijdag) en de Gadong Night Market. Ik zag een aantal erg lekkere dingen op de markt, maar slechts de helft van de kramen was operationeel en ik had niet zo’n trek meer na de late lunch. Met de stadsbus liet ik me naar het centrum terugbrengen en vandaar weer naar het vliegveld, zonder echt te hoeven wachten.
