Wat is het?
Het nationaal park Gunung Mulu is een tropisch karstlandschap. Het park heeft 295 kilometer aan verkende grotten, waarin miljoenen vleermuizen huizen. De Sarawak Chamber is één van ’s werelds grootste ondergrondse grotkamers, de Deer Cave heeft de grootste grotpassage ter wereld, en Clearwater Cave het langste grottenstelsel in Zuidoost-Azië.
Cijfer: 8 (Het is niet zo bekend, maar het is één van de allerbeste werelderfgoederen. Misschien het meest als je echt van grotten houdt, wat ik niet doe, maar het dichte tropisch regenwoud is ook fascinerend. Daarnaast wordt het park vanuit bezoekersperspectief werkelijk voorbeeldig gerund.)
Toegang: De toegang tot het park kost slechts 30 ringgit (6 EUR). Daarnaast betaal je voor de tours, zo tussen de 5 en 15 EUR.
Hoeveel tijd: Ik was er drie nachten / vier dagen, en overnachtte in een comfortabel huisje in het park.
Opvallend: Het begint al bij de vlucht naar Mulu. Het park ligt zo afgelegen dat het niet over de weg te bereiken is. Je vliegt over een prachtig groen regenwoud en landt op een ‘bush’-landingsbaantje. Naar de ingang is het dan nog maar anderhalve kilometer. Met een paar anderen reed ik mee met één van de lokale bewoonsters die een shuttledienst heeft opgezet (je kunt het ook makkelijk lopen, dat deed ik op de terugreis). Te voet ga je dan de houten brug over die de toegang tot het park aangeeft. Meteen stuit je op een plaquette met alle onderscheidingen die Gunung Mulu heeft gekregen.

Vanaf het parkhoofdkwartier, met het restaurant, de huisjes en een tentoonstelling, leidt een lang vlonderpad dieper het woud in. Het is zo’n drie kilometer lopen naar het einde, bij de Deer Cave. Er zijn wat zijpaden die je zelfstandig mag bewandelen, sommige zelfs dag en nacht.
Qua fauna hoef je hier niet te komen voor iets groters dan een wandelende tak. Alleen de schattige Borneo-pygmee-eekhoorn (7,5 cm inclusief staart) zie je veel rondrennen en springen. Op een vroege ochtend wandelde ik in mijn eentje het Botanische pad af, en ondanks de stilte zag ik niet meer dan één interessante vogel: de Indiase paradijsmonarch, met een lange witte staart.

Het gebrek aan zoogdieren heeft zeker met de jacht te maken. Dit gebied is pas sinds 1974 beschermd als Nationaal Park. De nomadische Penan-bevolking mag nog steeds dieper in het park jagen. Tijdens de Clearwater-tour bezocht ik het dorp Batu Bungan (of vooral: hun handwerkmarkt). Hier kun je een blaaspijp uitproberen die ze gebruiken voor de traditionele jacht. De punten van deze oefenpijlen zitten natuurlijk niet onder het gif – “maar we hebben een gifboom naast de school!”. Het dorp heeft nog steeds geen 24/7 elektriciteit en verzet zich tegen plannen van de regering van Sarawak om hun gemeenschapsgronden op te geven ten gunste van een snelweg en uitbreiding van de luchthaven.

Deze Clearwater Caves-tour was mijn favoriet, omdat er ook een boottocht en aan het einde een verfrissende duik in zat. Grotten zijn nog steeds niet echt mijn ding; druipsteengrotten zijn overal ter wereld hetzelfde. Sommige Mulu-grotten zijn ‘gespecialiseerd’ in druipsteeneffecten (de Lang Cave is daarvan de mooiste, deze ligt naast de Deer Cave), terwijl andere vooral opvallen omdat ze zo ontzettend groot zijn.

Het kijken naar de ‘Exodus of the Bats’ vanuit de Deer Cave is de belangrijkste attractie van het park en trekt dagelijks rond 17.30 uur een kleine menigte. De vleermuizen laten zich echter niet altijd zien, ze houden er niet van om naar buiten te gaan als het regent (“Hoe weten ze dat?” vroeg mijn Taiwanese buurman die bij het ‘theater’ wachtte terecht.). Op mijn tweede dag had ik het geluk ze te zien vliegen – ze verschijnen in groepen die samen vliegen en slingerpatronen in de lucht maken.

Het park heeft ook nog eens de langste Canopy Walkway ter wereld: 420 meter lang. Ik sloot me aan bij een wandeltour om 7 uur in de ochtend, vroeg in de hoop om vogels te zien. Met een gids en zes andere, jonge medereizigers waarvan twee uit Nederland liep ik de touwbruggen tussen de bomen af. Het zijn inderdaad erg lange stukken, je mag ook maar met twee personen tegelijk op een brug lopen. Ondanks dat je op 25 meter hoogte bent, hangen de bruggen niet echt in de ‘canopy’ (boomkronen), maar een stukje eronder, zodat het nog net zo donker en ondoordringbaar is als elders in het park. Maar het is wel een leuke wandeling.
Hier zag ik wat volgens de gids een ‘middelgrote’ eekhoorn was (waarschijnlijk een Prevosts klapperrat, die ik ook al zag in Semenggoh) – ergens tussen de pygmee en de reuzeneekhoorns in. Vogels zijn ook moeilijk te zien. Opvallend waren alleen de zes overvliegende neushoornvogels; hun vleugels maken een swoosh-swoosh-geluid.

Uiteindelijk deed ik drie begeleide tours in Mulu. De vierde, de nachtwandeling, werd twee keer geannuleerd vanwege hevige regen en daarmee het gevaar van vallende boomtakken. Twee tours had ik al vastgelegd toen ik 3 maanden vooraf mijn parkhuisje reserveerde, maar je kunt ook gemakkelijk ter plekke nog wat bijboeken. Tijdens mijn verblijf regende het elke middag stevig, soms begon het wat eerder (twee uur), soms wat later (half zes) – maar de middagactiviteiten zijn dus altijd wat onzeker.
De gidsen zijn heel goed getraind, spreken goed Engels en leggen vooraf helder uit wat de bedoeling is. Daarnaast stoppen ze er veel humor in of persoonlijke ervaringen. Verder vond ik de sfeer op het hoofdkwartier heel prettig: iedere aanwezige toerist komt hier om te eten, en omdat je steeds met wisselende groepjes tours doet leer je ook makkelijk mensen kennen.