Ik had me voor deze reis voorgenomen zoveel mogelijk over land te reizen, en ook de landsgrenzen zo te passeren. Dat betekent wel dat je het hele zuiden van Thailand moet doorkruisen: 800 kilometer op de kortste route. En daar was dan nog de omweg naar Phuket…
Ik vertrok vanuit Hua Hin, een badplaats populair bij de meer welgestelde Thai en dus rijkelijk voorzien van goede restaurants. Het culturele hoogtepunt is het stationnetje, grotendeels van hout:

Vanaf hier nam ik de nachttrein naar Surat Thani, een tocht van 7,5 uur. Ik reisde in een tweede klas slaapwagen, waarbij de bedden twee hoog in de lengte van het treinstel zijn gestapeld. Het bed is opgemaakt, je krijgt een deken en een kussen. Op zich lag ik prima (ik had het bovenste bed gekozen), maar ik sliep slecht doordat de hele nacht de verlichting aan bleef.

Vanaf Surat Thani had ik vooraf al vervolgtransport naar Phuket geboekt in de vorm van een shuttle busje van Phantip Travel. Een aantal ondernemende dames stond de trein ook op te wachten, o.a. in dienst van Phantip. Ze hebben er ontbijttentjes en regelen de minibusjes. Er zaten al zeker een stuk of 30 backpackers te wachten toen ik aankwam, de meesten voor Koh Samui.
De rit naar Phuket (4 uur) verliep verder probleemloos. Phuket is een modern, toeristisch eiland. Er is druk verkeer naar de hoofdstad toe. De Chinese invloeden (het resultaat van een 17e-eeuwse hausse in de tinmijnbouw) in de oude stad van Phuket bleken een verfrissende verandering te zijn ten opzichte van de monocultuur van de rest van Thailand.

Vanuit Phuket Town bezocht ik Sirinat National Park, een mogelijk toekomstig werelderfgoed, dat zo’n 30 km naar het noorden ligt. Ik nam de bus die elk uur van het busstation in de binnenstad naar het vliegveld rijdt en stapte ongeveer 3 km voor de laatste halte uit toen de bus de toegangsweg van het park passeerde.
Het park werd in 1992 omgedoopt tot ‘Sirinat’ (naar de Thaise koningin-moeder Sirikit), maar op maps.me staat het nog steeds vermeld onder de oudere naam ‘Nai Yang’. Officieel is er een toegangsprijs van 200 baht, maar de entreepoort was niet bemand en ik zie niet in hoe ze het zouden willen handhaven, aangezien het gebied ook een publiek toegankelijk strand heeft.
Sirinat bestaat uit een bos aan de kust, met zand en zoute grond die planten laag houdt. Het park is maar 2 vierkante kilometer groot en iets geschikts vinden om te doen viel nog niet mee. Het beste wat ik kon vinden was om de ‘Beach Forest Nature Trail’ te wandelen – maar liefst 500 meter lang! Het is een bospad met enkele informatieborden, totaal teleurstellend.

Ik denk niet dat er iets ‘natuurlijker’ aan het park is dan dit pad. Ik ging ook naar het bezoekerscentrum (één zaal), zag een jeugdkamp, bungalows, het parkhoofdkwartier en veel auto’s op de hoofdweg die er dwars doorheen loopt.
Het strand is redelijk mooi en was niet te druk. Ik moest lachen om de zwerfhonden die zich in het koele zand hadden begraven en heerlijk lagen te slapen. Ik liep via het strand richting het vliegveld, waar ik een bus terug naar de stad nam.
