Voor wie zich ooit heeft afgevraagd wat er in Cambodja gebeurde tussen de val van Angkor (begin 15de eeuw) en het begin van het Franse protectoraat eind 19de eeuw: ze moesten herhaalde invasies van hun buren, de Siamezen en Vietnamezen, doorstaan, en er was zelfs een Cambodjaans-Nederlandse oorlog! Oudong was het grootste deel van deze periode de hoofdstad – een rivierhaven en handelsstad in Centraal-Cambodja, ook bekend om zijn zilverwerkplaatsen.
Ik reisde in februari 2023 naar Oudong als een dagtocht vanuit Phnom Penh. Het is nu maar een klein stadje en bussen die kant op rijden niet al te vaak, dus ik koos voor een gedeelde minibus vanaf Phnom Penh’s fraaie Centrale Markt.

Het minibusje wilde niet vol raken, dus reden we de hele route (een uur lang) met slechts 3 passagiers aan boord. Ik werd afgezet bij de toegangsweg naar de berg waarop en omheen de oude stad lag. Daar vond ik gemakkelijk een tuk-tuk voor de laatste 2 kilometer.
Oudong staat op Cambodja’s Voorlopige Lijst voor het Werelderfgoed, maar tot een echte nominatie zie ik het nog niet snel komen. Van de oude handelsstad is eigenlijk niks over. Voor de gemiddelde bezoeker is het tegenwoordig vooral een ‘heilige berg’-ervaring. Het draait allemaal om Phnom Oudong, een heuvelrug, bedekt met animistische, hindoeïstische en boeddhistische tempels en heiligdommen. Het heeft ook stoepa’s ter nagedachtenis aan overleden leden van de koninklijke familie.

Ik kwam zondagochtend rond 10 uur aan en het was zo druk dat de politie zelfs het verkeer moest regelen. Het leek alsof ik ‘het feest’ net had gemist, want tuk-tuks vol met in het oranje geklede monniken vertrokken al weer.
Aan de voet van de heuvel zijn er tal van eetkraampjes, parkeerplaatsen en vrij nieuwe tempels. Hier begint het stenen voetpad dat van het ene uiteinde van de heuvelrug naar het andere leidt. Het pad is goed te volgen op de app Maps.me, maar je kunt ook gewoon alle andere bezoekers volgen. Langs de route is er volop gelegenheid iets te offeren in ruil voor voorspoed.

Het pad staat vol met de ene schrijn, stupa of tempel na de andere. Ik had geen idee waar ik naar keek, hoewel de animistische heiligdommen opvielen met hun onbekende taferelen. De lokale bezoekers leken een vrolijk dagje uit te combineren met picknicken en zo nu en dan een gebed.

Op de heuveltop kom je de oudere stoepa’s tegen voor koning Sisowat (de mooiste van allemaal met de 4 ‘lachende gezichten’ op de top) en koning Ang Duong (bedekt met gepleisterd keramiek), en de Chedei Damrei Sam Poan in Sukhothai-stijl.

De grootste tempel is de Preah Shakyamuni Chedei, die dateert uit 2002 en relikwieën van de Boeddha heeft. Hier was het ook het drukst met pelgrims.

Gedurende de hele route loop je in de volle zon, en het was bloedheet. Ik was dus eigenlijk wel blij toen ik na anderhalf uur aan het einde van de heuvelrug was aangekomen. Er is nog een zijpad dat leidt naar een herdenkingsplek voor de lokale slachtoffers van de Rode Khmer eind jaren zeventig, die zich naast ‘foute’ mensen ook richtte tegen de religieuze bouwwerken.
Voor de terugreis begon ik maar naar de hoofdweg te lopen, aan de voet van de berg waren er geen taxi’s of tuk-tuks beschikbaar. In het ergste geval zou ik de 5 kilometer naar die weg helemaal moeten lopen, waarna ik wel een passerende bus zou kunnen aanhouden. Maar een lege tuk-tuk haalde me uiteindelijk in en hij bood aan om me voor 15 USD helemaal terug te brengen naar het centrum van Phnom Penh. Prima geregeld!
