Wat is het?
De Zuidoostelijke Atlantische woudreservaten zijn 25 natuurgebieden die restanten van het Atlantische regenwoud beschermen, waarschijnlijk het meest bedreigde woud ter wereld. De landschappen laten de overgang zien tussen bergketens en de zeekust, met grotten, mangrovegebieden en eilanden. Het gebied is rijk aan vogels en apen.
Cijfer: 6 (Typisch hier is dat het dichte woud de zee ‘raakt’: het mooiste vond ik de delen waar het bos en de gevarieerde lagere vegetatie, vaak met bloemen, contrasteren met het zand van de stranden.)
Toegang: Gratis. Mijn jeeptour kostte 80 EUR.
Hoeveel tijd: Ik was er anderhalve dag.
Opvallend: Ik kwam aan per taxi uit Peruibe in Guarau – een heel vreemd dorpje met lange, rechte, meest ongeplaveide wegen midden in het bos. Mijn pousada bleek aan de rand ervan te liggen, twee kilometer lopen van de dichtstbijzijnde supermarkt in het centrum. Toen het in de middag ook nog eens begon te gieten met regenen, voelde ik me een beetje opgesloten.
Maar gelukkig was daar Fernando, de eigenaar van mijn pousada. Hij hielp me aan wat te eten en drinken, en ging aan het werk voor een tour in het park de volgende dag. We chatten via whatsapp – hoewel zijn gesproken Engels behoorlijk goed was, gebruikte hij liever zijn telefoon zodat hij met Google Translate zijn zinnen kon vertalen. Uiteindelijk vond hij een privéjeeptour naar Praia Caramboré en Barra do Una met een bedrijf genaamd Bioventura.

Het natuurgebied dat ik bezocht was het Ecologische station Jureia – Itatins. Gelukkig regende het niet meer toen we de volgende ochtend om half 8 naar het park vertrokken. De kwaliteit van de weg is verschrikkelijk, en zelfs nog verslechterd na dagen van regen. Maar we hadden een betrouwbare 4WD jeep met chauffeur.
De gids, Ed, vertelde dat hij deelneemt aan jaguar-onderzoek in het gebied, maar dat ze er nog geen hadden gevonden. Er verschijnen echter wel veel poema’s en ocelots op de cameravallen. We zouden tijdens ons bezoek weinig vogels en geen zoogdieren zien – het bos is te dicht en het weer was te koud.

Vanuit het dorp Guarau reden we landinwaarts naar het reservaat; het heeft wel een bewaakte toegangspoort, maar er zijn geen kosten of andere administratie vereist om binnen te komen. We stopten onderweg een paar keer: een keer om naar een waterval te kijken met interessante boomsoorten aan de oever, waaronder invasieve soorten zoals de Aziatische broodvrucht die hier veel voorkomt. De chauffeur vond ook wat kleine, zoete bananen met zaden om te eten van een wilde plant langs de weg.

We parkeerden bij de ingang van een goed verzorgde camping (waar we een bloedrood vogeltje, de Braziliaanse tangare spotten), en liepen toen bergafwaarts naar Praia Caramboré. Dit is een uitgestrekt strand van het typische Braziliaanse soort, Fernando de Noronha heeft er ook veel. Boven ons zagen we fregatvogels vliegen en op het strand vonden we een blauwe krab. Aan beide uiteinden van het strand bereiken de bergen en rotsen de zee. Ze zijn bedekt met planten zoals bromelia’s.

Onze volgende stop was Barra do Una. Hier mondt de rivier de Una, met “water gekleurd als thee”, uit in de oceaan. Het is een mooie plek, met een dicht bos en bergen op de achtergrond. Het heeft ook een mangrovebos. We ontmoetten een lokale familie die als enige in het reservaat aan de ‘andere’ kant van de rivier woont. Ze moesten met hun oude vrachtwagen naar het strand rijden, hun boot de rivier laten oversteken, een stukje lopen en dan een afgesproken chauffeur ontmoeten om hen naar de stad Peruibe te brengen.

We sloten de tour af met een wandeling over het Una strand en met een goede vislunch in een plaatselijk restaurant, voordat we helemaal terug reden over de slechte weg. In de weekenden is het hier druk met toeristen uit de grote steden, maar zo door de week is er nauwelijks iets open.
