Wat is het?
Het Nationaal park Serra da Capivara getuigt van één van de oudste bekende beschavingen in Zuid-Amerika. Er zijn archeologische vondsten gedaan zoals vuurhaarden en stenen gereedschappen. Ook zijn er tot 25.000 jaar oude rotstekeningen te zien. Alles is pas in de jaren zestig van de 20ste eeuw herontdekt, en heeft bijgedragen aan de kennis over het patroon van vestiging van de mens in Zuid-Amerika.
Cijfer: 8 (Heel groot, met veel locaties met rotskunst, die ook nog eens goed bewaard is gebleven door het droge klimaat. Het is ook zeer oud, met wellicht de oudst bekende sporen van de mens op het Amerikaanse continent, en daardoor extra bijzonder dat het zo goed geconserveerd is.)
Toegang: De entree is gratis, maar je moet een lokale gids meenemen. Die kost R$200 (37 EUR) per dag.
Hoeveel tijd: Ik was er anderhalve dag.
Opvallend: Het begon al avontuurlijk toen bleek dat het autoverhuurbedrijf in Petrolina waar ik een huurauto geboekt had, niet meer bestond. Gelukkig was er bij het vliegveld een vestiging van Movei, een grote Braziliaanse maatschappij, en die had nog wel een auto voor mij beschikbaar. En ook nog eens tegen een flink lagere prijs. Petrolina (dat in een andere staat ligt) was lange tijd het dichtst bijzijnde vliegveld bij Serra da Capivara, 330km rijden. Vanaf december 2022 zijn er ook vluchten naar Sao Raimundo Nonato, een stuk dichterbij op 30km afstand.
Het was een eenvoudige rit, met lange rechte wegen waarop ik maar twee keer hoefde af te slaan. Je moet alleen een beetje uitkijken voor de koeien en geiten op de weg.

Ik overnachtte vlakbij de ingang van het park in het pension Casa Barreirinho. Een prima plek, eigendom van een Duitser en zijn Braziliaanse vrouw. Hij hielp me aan de contactgegevens van gidsen die in het park hun werk mogen doen. De eerste die ik via whatsapp contacteerde was direct beschikbaar.
De volgende ochtend meldde Antoniel zich om 8 uur bij het pension. Met hem in de auto reed ik naar de hoofdingang van het park, bij Pedra Furada. Hier hoefden we ons alleen in te schrijven. Al snel lieten we de auto staan en gingen we lopen. Antoniel ontpopte zich tot mijn ‘personal trainer’: hij liep stevig door en hield van klimmen.

Het was niet eens zo’n slecht idee om dat klimmen op de vroege ochtend te doen. We liepen een rotspad op dat naar een panoramisch uitzichtpunt leidt. Hier heb je zowel zicht over de bossen als de rotsformaties. Boven groeien vooral cactussen en wat lage planten.
De vegetatie hier heet caatinga, voornamelijk bestaand uit kleine, doornige bomen die elk seizoen hun bladeren laten vallen. Er hangt een soort “Voor en Na”-foto in het bezoekerscentrum, die de enorme seizoensverschillen in het landschap laat zien. In december trof ik het weelderig en groen aan.

Na wat meer bescheiden voorproefjes, zagen we bij Pedra Furada en Meio de grootste panelen met rotskunst. Beide hebben ook archeologische opgravingen aan de voet van de rots, hier zijn o.a. de resten van vuurhaarden gevonden waarvan de zeer oude datering van deze plek is afgeleid.

De variatie in afbeeldingen die we gedurende de tour zien is groot: je ziet mensen aan het werk (vissen, honing verzamelen (met één hand voor de ogen)), aan het dansen (in een rij, om een boom, of op elkaars schouders), en “de eerste Amerikaanse kus”. En natuurlijk afbeeldingen van veel verschillende dieren die hier voorkwamen toen het nog een stuk natter was.
Bijna alle rotsschilderingen in het park zijn in het rood, maar hier is ook wit, geel en grijs gebruikt.

In de namiddag bezocht ik op eigen gelegenheid de twee musea die verband houden met de site – één over de culturele geschiedenis (Museu do Homem Americano), en de andere over de natuur. De één ligt bij de parkingang, de ander in de buurt van de stad Sao Raimundo Nonatao. Beide zijn zeer modern, misschien een beetje te veel gericht op de schoolkinderen, die in aantal de belangrijkste bezoekers van het park zijn. Toch zijn deze musea lovenswaardig omdat ze zijn ontworpen om de vondsten uit het park dicht bij hun oorspronkelijke vindplaats te houden.
Tegen de avond lag ik lekker in de hangmat bij het pension, genietend van de vogels om me heen.

De volgende ochtend was Antoniel al weer ruim voor 8 uur paraat. Dit keer reden we naar een andere ingang van het park: Desfiladeiro. Hier moesten we ons ook weer inschrijven. In dit gedeelte van het park zijn de bomen wat hoger en zijn er minder rotsen. Maar de rotskunst is er misschien nog wel mooier!
We begonnen met de favoriete plek van de gids: Pajau. Hier zijn de rotstekeningen op een bijna witte grond aangebracht, zodat ze heel goed te zien zijn. Het is ook een perfecte schuilplaats, onder een ruime overhangende rots en met prachtig uitzicht over de bossen (en waar vroeger de rivier was).

De volgende plek is ook bijzonder: hier staan de rotsschilderingen op kiezels die uit de rivierbedding stammen.

Tussendoor bezochten we ook nog twee kloven, en keken we bij een aantal bomen waarvan de gids wist dat er soms een Amerikaanse oehoe zit. Helaas zagen we hem niet.
De laatste locatie was Baixao da Vaca. Deze lange rotswand ligt in een indrukwekkende kloof. Er zijn veel kleinere maar zeer heldere schilderingen te zien.

Bijna elke plek met rotskunst wordt nu bewoond door rotsmoko’s, een caviachtige soort die hier endemisch is. Ze trekken zich niks aan van de menselijke bezoekers en plassen de rotsen onder. Ze zijn verwant aan de (veel grotere) capibara’s, waarnaar het park is vernoemd maar die daar door de droogte niet meer voorkomen.
Er is geen permanente waterbron in het park, hoewel het tijdens het regenseizoen last kan hebben van plotselinge overstromingen. Als je door het park rijdt, zul je zeker alle afwateringskanalen opmerken die zijn gegraven door de parkautoriteiten (het zijn net omgekeerde verkeersdrempels). Zo blijft het park het hele jaar toegankelijk.
