Belém is dat andere product van de Rubber Boom in het noordwesten van Brazilië. Het ligt aan de monding van de Amazonerivier en is tegenwoordig de hoofdstad van de staat Pará. Het centrum maakt een wat rommelige indruk, met veel graffiti, kapotte stoeptegels en slapende zwervers.
Net als Manaus heeft het een prachtig theater. Het ligt op een prominente plek in de stad, omringd door een aantal andere monumenten uit dezelfde tijd. Vanuit het raam vanuit mijn hotelkamer kijk ik er op uit. De rest van de stad met 1,4 miljoen inwoners heeft veel hoogbouw.

Het Teatro do Paz in Belém is de oudste van de twee Amazonetheaters (uit 1878). Sinds de volledige restauratie in 2002 wordt het weer regelmatig gebruikt voor opera’s. Je kunt hier alleen naar binnen met een rondleiding (in het Portugees). De entree kost slechts 6 reais (1,10 EUR), maar moet contant worden betaald wat een grote uitzondering is in het huidige Brazilië. Ik was er op dinsdag om 14 uur, samen met 3 Braziliaanse toeristen.

De entreehal is erg mooi – het ademt de sfeer van Art Nouveau. Mozaïeken op de vloer symboliseren de eenheid tussen de Portugezen en de inheemse bevolking van de Amazone.

De grote theaterzaal is redelijk vergelijkbaar met die in Manaus, ook hoefijzervormig, met rieten fauteuils, vrijmetselaarssymbolen en speciale stoelen voor de politieke elite (met de erezetel voor de gouverneur van de staat). Het plafond heeft een enorme bronzen kroonluchter die in de Verenigde Staten is gemaakt.

De grootste bezienswaardigheid van Belém is echter Ver-o-Peso, de regionale markt die hier al 300 jaar bestaat. Het ligt aan de rivier en is verspreid over verschillende locaties, geordend op product. Ik liep er in de vroege ochtend vanuit het stadscentrum naartoe en dwaalde een uur in mijn eentje rond. Het gebied voelde niet onveilig en er is ook politie zichtbaar aanwezig.
Het begint met een groot aantal halfoverdekte marktstalletjes. Hier verkopen ze voornamelijk groenten en fruit, waaronder lokale favorieten zoals de gele tucupisaus gemaakt van de wortel van maniok en tapiocameel.

Intrigerende kleine flesjes bevatten geneeskrachtige kruiden en parfums gemaakt van inheemse planten.

De ijzermarkt, ook wel de vismarkt genoemd, is een iconisch neogotisch bouwwerk met vier torens. Binnen wordt alleen vis verkocht, en hier zag ik de gigantische pirarucu, die ik telkens voor mijn hut in Mamiraua op en neer zag springen, dood op het aanrecht liggen.

Direct erachter liggen de kades, waar de vis uit boten wordt gelost en ook direct vers op straat wordt verkocht. Ze liggen aan een plein met een gietijzeren klokkentoren uit Engeland en een rij kleurrijke koloniale gebouwen.

De Açaí-beurs wordt in de open lucht gehouden. Handelaren verkopen açaí-bessen uit rieten manden. Ze worden voornamelijk gebruikt door de alomtegenwoordige lokale açaí-sapwinkels en restaurants.

Op de terugweg loop ik langs de Solar da Beira: dit indrukwekkende neoklassieke gebouw is nu vooral een expositieruimte. Binnen is er niet veel te zien, met uitzondering van enkele handwerk- en souvenirverkopers.
Tot slot: de Mercado Municipal oftewel de vleesmarkt. Met zijn bescheiden ingang aan de overkant van de straat van Solar da Beira valt het niet zo op. Maar van binnen heeft het een prachtig Art Nouveau-ontwerp, met gietijzeren trappen en stalletjes die perfect zijn gemaakt voor het slachten en verkopen van vlees.

Ik denk dat ik de belangrijkste Amazone-specialiteiten die hier te koop zijn, goed heb kunnen zien, zelfs zonder gids. Voor de echte sfeer was ik er misschien iets te laat. Ik had gelezen dat de beste bezoektijden tussen 7 en 10 uur zijn, en ik was er om half 8. De actie van de boten was echter al lang achter de rug en de arbeiders waren al bezig de dokken schoon te spuiten. Ik wist dat de Açaí-markt bijzonder vroeg begint (rond 5 uur ’s ochtends), maar ik denk dat ongeveer hetzelfde geldt voor alle andere verse producten die per boot aankomen, zoals de vis.