We verlaten het Ennedimassief via Fada, de regionale hoofdstad. Fada is nu vooral vergane glorie, omdat het voorbij is gestreefd door Kalait als truckstop op de route Libië – N’Djamena. De vorige president van Tsjaad (in 2021 onder mysterieuze omstandigheden om het leven gekomen) wordt hier nog groots vereerd, er staan grote borden met zijn foto langs de weg. Ook is er een interessant Frans fort, nu in gebruik als legerkazerne. Er is zelfs een groot centraal plein. Daar ergens op de grond vind ik een omgevallen bord met aanduiding voor het Ennedi Nationaal Park, wat daar niet had misstaan bij de ‘ingang’.

Je ziet in Fada meer volledig gesluierde vrouwen dan elders in het land. Misschien dat er een meer conservatieve moskee is, maar buitenlandse invloeden (zoals Saoedische, wat vaak resulteert in geld voor moskeeën) vallen hier niet op. Wij tappen er water via een slang uit de tuin van een kennis, die een eigen pomp heeft. Het plaatsje lijkt ook drinkwater voor de eigen bevolking te hebben (met pompen op zonne-energie), maar later blijkt dat het systeem niet functioneert. We zijn er op een zondag, rustdag ook hier, wat de doodse indruk die de stad maakt kan verklaren. De mensen zijn er ook niet zo vriendelijk.
Het vervolg van de rit naar het noorden gaat eerst door een maanlandschap: meest kale, zwarte grond. Het lijkt vulkanisch maar het is het niet. De weg is zeer slecht, maar op de steilste stukken is hij geasfalteerd. Dat is in 2010 gebeurd, toen de president een festival in Fada hield en iedereen er natuurlijk makkelijk moest kunnen komen. Sindsdien is de weg niet meer onderhouden, maar het helpt onze voortgang nog steeds.

De volgende dag starten we met het doorkruisen van de Mourdi Depressie, een lager gelegen woestijngebied. Je ziet er verschillende types zandduinen.


Er is ook een duidelijke zandweg, zelfs aangegeven met pijlen! Grappig is wel dat de pijlen alleen naar het noorden wijzen, op de terugweg moet je het klaarblijkelijk zelf maar uitzoeken. Met de vier jeeps komen we in totaal deze reis maar een keer of vier vast te zitten, vrijwel altijd was de eerste jeep de klos. Als eerste rijder moet hij het spoor aangeven. De jeeps reden altijd in een vaste volgorde: de gids uit het noorden voorop en de meest technische man als laatste. Na wat duwen door een man of vijf konden we telkens weer verder.

Ook hier in de woestijn groeit nog gras, wat resulteert in een mooi gelaagd gekleurde horizon.

We kamperen beschut tussen de rotsen, het waait hier ’s nachts flink. De volgende ochtend lopen we een half uurtje door het maanlandschap richting ‘de weg’. Er liggen hier veel gekleurde steentjes op de grond, het lijkt wel een mozaïek. Ook produceert de natuur hier een soort aardewerken pijpjes: rechtopstaande cilindertjes, soms vertakt.
