Wat is het?
Skellig Michael (Sceilg Mhichíl in het Iers) is een vroeg kloostercomplex op een moeilijk toegankelijk, steil en rotsachtig eiland. 600 jaar lang was het een belangrijk centrum van het kloosterleven voor Ierse christelijke monniken. Het klooster, dat bijna op de top van de 230 meter hoge rots ligt, dateert waarschijnlijk uit de 8ste eeuw. De zeer spartaanse omstandigheden in het klooster laten de ascetische levensstijl van vroege Ierse christenen zien.
Cijfer: 8 (De klim naar de top, met als climax het zien van de nog redelijk intacte, ‘droog’ gestapelde stenen kloosterconstructies, is indrukwekkend. Dit zeker gezien hoe oud ze zijn en wat een inspanning het moet zijn geweest om ze te maken.)
Toegang: Het aantal bezoekers is beperkt tot 180 per dag en het eiland is van mei tot en met september ‘open’. Je kunt er alleen heen met een boottour van één van de 15 schippers met een vergunning. Mijn tour kostte 145 EUR.
Hoeveel tijd: De hele tocht duurde 5,5 uur, waarvan ik ruim 2,5 uur op het eiland was.
Opvallend: Dit was mijn tweede poging om Skellig Michael te bereiken. In augustus 2019 probeerde ik het ook al, maar de boottocht werd toen dagen van tevoren geannuleerd vanwege het slechte weer (met windsnelheden boven de 32 kilometer per uur). Dit keer heb ik slechts 3 weken van tevoren geboekt, toen ik verrassend genoeg zag dat er nog open plekken waren voor de landingstours in augustus. Normaal zijn de 180 plekken per dag al maanden vooraf volgeboekt: het eiland is ook een erg populaire Star Wars-locatie en trekt veel fans. Dus toog ik maar weer naar deze uithoek van Ierland, via het vliegveld van Cork en 2.5 uur in een huurauto op de smalle, drukke rotweg naar Portmagee.
Vrijdag 12 augustus was voorspeld als zonnig met windsnelheden tussen 5 en 7 km/u in de ochtend (ik geloof dat alles onder de 20 km/u laag is). Mijn boot was de Jerdemar, geboekt via Skellig Michael Cruises. Hij zou om 8.30 uur vertrekken, je moet er een kwartiertje eerder zijn om “in te checken” (ze strepen je naam af op een lijstje). Het gaat allemaal erg gemoedelijk. Deze boot, net groot genoeg voor de 12 passagiers, heeft een overkapping, wat een zegen was op deze zonnige dag.

De boottocht verliep rustig en niemand werd misselijk of nat. De onstuimige zee maakt de tocht vaak tot een zware beproeving voor toeristen. Maar dat was al helemaal het geval toen de monniken in de 8ste eeuw met roeiboten de overtocht maakten en hun klooster bouwden op een rots in de oceaan.
Het eerste beetje opwinding kwam toen we bij het kleine broertje van Skellig Michael aankwamen: Little Skellig. Dit eiland is gewoon bezaaid met broedende jan-van-gents. Het ziet bijna wit van de vogelpoep en de continu af en aan vliegende witte vogels. De boot hield een tijdje stil zodat we ze goed konden bekijken. Ook ontdekten we aan de kust een zeehond.


Skellig Michael zelf ziet er een stuk groener uit. We begonnen ons bezoek daar met een langzame rondvaart om het eiland. De schipper wees ons op de verschillende aanlegsteigers en trappen die niet meer worden gebruikt: het zou echt een klus zijn om daar omhoog te klimmen! Ook zijn de oude en huidige vuurtorens zichtbaar. En er lag nog een zeehond op ons te wachten.
We gingen om 10.20 uur aan land, dus bijna 2 uur nadat we Portmagee hadden verlaten. De landingen van de 180 dagelijkse bezoekers zijn gespreid, zodat het kleine eiland niet overvol raakt. We moesten ons tijdsslot delen met 2 andere boten. Je loopt eerst over een vlak pad langs de rotswand. Hier loop je onder een houten afdak door, gebouwd nadat eerder dit jaar wat stenen naar beneden kwamen vallen (en het eiland vervolgens 3 weken gesloten was voor bezoekers). Je passeert ook het bezoekerstoilet, ook een nieuwe toevoeging sinds dit jaar. En er wordt meer gebouwd: de autoriteiten zijn het pad naar de vuurtoren aan het verbeteren, waardoor je een alternatieve wandelroute krijgt.

Nu moesten we allemaal omhoog naar het klooster! Onderaan de trap moesten we eerst wachten op een gids voor een veiligheidspraatje. In het verleden zijn er hier zelfs doden gevallen bij de beklimming, dus sindsdien zijn ze erg voorzichtig geworden.
De door de monniken aangelegde stenen trappen, met meer dan 600 treden, zijn een essentieel onderdeel van de beleving van dit werelderfgoed. Ze hebben geen grote stappen nodig en zijn breed genoeg om mensen te laten passeren. Er zijn ook voldoende plekken om even een stap opzij te doen en op adem te komen of een foto te maken. Volgens de gids kost het mensen over het algemeen 25 minuten om de top te bereiken, en je ziet alle leeftijden en maten hierin slagen.
Aan het eind van de dag voelde ik mijn benen helemaal niet, dus erg inspannend is het niet. Mijn gezondheidsapp meldde dat ik 3km en 39 ‘verdiepingen’ (= 39 * 16 treden) heb afgelegd op het eiland.

De klim is hoe dan ook de moeite waard, want het geeft je een idee van het werk van de monniken om dit eiland te ‘temmen’. Op ongeveer tweederde kom je op het ‘zadel’, het midden van de heuvelrug die dwars over het eiland loopt. Net als de meeste andere bezoekers gebruikte ik deze plek om wat uit te rusten en de zelf meegebrachte lunch op te eten. Er is nergens beschutting onderweg, dus in de regen zal het geen pretje zijn.
Na een laatste stukje steil klimmen kom je bij het wandelpad naar het ommuurde klooster. Vanaf hier heb je mooie vergezichten, o.a. over Little Skellig. De lagere terrassen hier werden door de monniken aangelegd als moestuin.

Via een stenen toegangspoort loop je dan het kloostercomplex in. Hier zijn de bijenkorfhutten, de begraafplaats en de waterbassins te zien (er is geen waterbron op het eiland, dus er werd regenwater opgevangen). De grootste stenen hut was de keuken/eetzaal: deze heeft ventilatiegaten en uitsteeksels zodat de monniken op het dak konden klimmen om de ventilatie te openen.

Het is allemaal gebouwd op een kleine oppervlakte, en met 36 toeristen die er tegelijkertijd rondlopen was het moeilijk om foto’s te maken zonder ongewenste mensen in beeld. Gelukkig was er voldoende tijd: de 2,5 uur die je krijgt voordat je weer bij de boot moet zijn is ruim.
Eén van de gidsen die in de zomermaanden op het eiland woont gaf er nog een praatje over de geschiedenis van het klooster en wat het doel van de gebouwen was.

Om 12.15 liep ik weer naar beneden, mijn boot zou om 13.00 uur vertrekken. Ik nam de tijd om foto’s te maken van broedende vogels en lokale plantjes.
De natuurlijke eigenschappen van het eiland vond ik een beetje tegenvallen: er is door de eeuwen heen te veel veranderd, niet alleen door de monniken maar ook door de bouw van de twee vuurtorens en een helikopterplatform. Het landschap was zeker niet zo spectaculair als vergelijkbare locaties in IJsland of Newfoundland. In de maanden juni en juli zijn er nestelende papegaaiduikers op het eiland – altijd leuk, maar die waren nu in augustus al vertrokken.
