Tak’alik Ab’aj is Guatemala’s nominatie voor het nieuwe werelderfgoed van 2022. De plaats was lange tijd een belangrijke handelsstad, van 800 voor Christus tot 900 na Christus. Gedurende die tijd is het niet alleen beïnvloed door de Maya’s en de Olmeken, maar ook door Teotihuacan en regionale makers van dikbuikige beelden die veel voorkomen aan de kust van de Stille Oceaan. Het werd waarschijnlijk bewoond door steeds verschillende etnische groepen.

Het is een plek die je niet terug zult vinden op de traditionele reisroutes door Guatemala. Het ligt in het uiterste zuidwesten van het land, niet echt dicht bij iets anders dat interessant is, hoewel de omliggende hooglanden en de inheemse dorpen best mooi zijn op een bescheiden Nepalees/Boliviaanse manier.
Ik bezocht Tak’alik Ab’aj als dagtocht met het openbaar vervoer vanuit Quetzaltenango, een grote stad die ook wel bekend staat onder zijn inheemse naam ‘Xela’. Die trip ging in 3 stappen:
- De chicken bus van het centrale busstation naar Retalhuleu (afgekort tot Reu (“rej-joe”), dus de busroute heet Xela – Reu, wat zoveel beter op de voorkant van een bus past dan Quetzaltenango – Retalhuleu) (1u45 , 20 Quetzal).
- In Reu met de tuktuk van het busstation La Galera naar de “Terminal de Taxis”. Er stond daar al een andere chicken bus klaar om me naar El Asintal te brengen (20 minuten, 5 Quetzal).
- Vanuit El Asintal in een tuktuk naar de archeologische vindplaats van Tak’alik Ab’aj (10 minuten, 15 Quetzal).

De opgravingen liggen in een subtropisch regenwoud, dus het aanbrengen van een cocktail van zonnebrandcrème en muggenspray vooraf is aan te raden. De toegangsprijs voor buitenlanders is 50 Quetzal. Er stonden een paar auto’s op de parkeerplaats toen ik op zaterdagochtend aankwam, maar ik kwam niemand tegen behalve een romantisch stel dat op het gras van elkaar aan het genieten was.
Onderweg kom je ook langs een trieste dierenopvang, waar dieren uit de regio in hokken zitten opgesloten. Ik denk dat die nog wel gesloten moet worden voordat dit werelderfgoed wordt. Op het terrein zelf kwam ik een wild varken tegen, of misschien was het ontsnapt uit de opvang. De site is echter vooral goed voor het spotten van vogels en komt zelfs voor op de route van speciale vogelreizen door de regio.


Het is geen gemakkelijke plek om te begrijpen, hier geen spectaculaire bouwwerken zoals in de Maya-steden van Guatemala. Het deed me nog het meest denken aan twee andere laaglandsites langs de Stille Oceaan die ik niet zo lang geleden heb bezocht: Chalchuapa in El Salvador en de Stenen bollen van de Diquis in Costa Rica. Tak’alik Ab’aj is rijker aan overblijfselen dan deze twee, maar staat nog ver af van de artistieke kwaliteiten van bijvoorbeeld Copán.
De stèles hier zijn meestal onleesbaar verweerd (hoewel één van de vroegste inscripties met Maya-hiërogliefen hier ontdekt is), de beelden een beetje vreemd. Bolle stenen die Olmeekse hoofden hadden kunnen zijn, zijn bijvoorbeeld omgevormd tot dikbuikige standbeelden. De site heeft veel interessante bevindingen opgeleverd voor archeologen om het in een groter geheel te plaatsen en de geschiedschrijving over de Maya en Olmeken te verfijnen, maar deze zijn niet zo duidelijk voor de leek.
