Guadalajara is de op één na grootste stad van Mexico. Ik moest er nogal aan wennen, het is smoezelig en er zijn meer bedelaars (inclusief jonge kinderen) dan elders in Mexico. Maar ik “moest” er zijn voor het werelderfgoed Hospicio Cabañas en uitstapjes naar Tequila en het meer van Chapala. Dus zo bleef ik er toch nog vijf nachten en begon ik de stad steeds meer te waarderen. Op de laatste dag deed ik een Free Walking Tour om de geschiedenis en de binnenstad beter te leren kennen.
Het hart van de stad is de Plaza de la Liberación – een groot plein alleen toegankelijk voor voetgangers. Koetsjes voor toeristen rijden er hun rondjes omheen. De belangrijke gebouwen van de stad liggen aan één van de naastgelegen pleinen, zoals Plaza de Armas en Plaza Fundadores.

De “Rotunda van illustere inwoners van Jalisco” is een monument uit 1952, waarin 98 urnen met resten van belangrijke inwoners van de deelstaat waar Guadalajara de hoofdstad van is worden bewaard. De grootsten hebben ook een eigen standbeeld in een cirkel rondom de Rotunda. De gids laat ons de namen raden, maar de buitenlandse toeristen kunnen geen enkele bekende uit Jalisco noemen. Het zijn helden uit de Mexicaanse Onafhankelijkheidsoorlog, schilders, een componist, architecten.
Veel Mexicaanse steden hebben zo’n Rotunda, alleen deze hier in Guadalajara is nooit voltooid (er zit geen koepel op), zodat hij op een Romeinse ruïne lijkt.

Er is natuurlijk ook een kathedraal, waar we even naar binnen gaan. Hij is wit van binnen, een beetje steriel. De neoklassieke architectuur heeft ook hier de overhand. Het gebouw heeft veel schade geleden van aardbevingen, de laatste keer was in 2003.
Het laat-19de eeuwse Teatro Degollado is ook een neoklassiek gebouw. Aan de “achterkant” (de zijde die aan de Plaza de Fundadores ligt) is een groot bronzen fries bevestigd die de stichting van de stad door de Spanjaarden in 1542 verbeeldt.

Een lange, brede winkelstraat in het centrum, die leidt naar het Hospicio Cabanas, is alleen voor voetgangers toegankelijk. Het straatbeeld is opgefleurd met diverse standbeelden en fonteinen. De fontein van de spelende kinderen (ook wel: de fontein van de plassende kinderen) is daarvan de vrolijkste: vier naakte, bronzen jongetjes spelen met water, slechts eentje daarvan plast echt.

De tour eindigt bij de San Juan de Dios markt. Dit is de grootste overdekte markthal van Latijns Amerika. Van buitenaf ziet het er niet uit, het lijkt wel een parkeergarage. Het aanbod is echter groots, veel soorten lokaal fruit bijvoorbeeld. Ook is er een sectie met eetstalletjes, waarvan ik er bij één eindig met een lokale specialiteit: torta ahogada (sandwich verdronken in tomatensaus).
