Wat is het?
De Stad Luxemburg: oude wijken en vestingwerken omvat de resten van een vestingstad die eeuwenlang een belangrijke rol in de Europese geschiedenis speelde. De rotsachtige omgeving zorgt voor een natuurlijke vesting, die door de eeuwen heen versterkt is door onder andere Spaanse, Franse, Oostenrijkse en Duitse overheersers. Hoewel Luxemburg-stad al ontstond in de 10de eeuw, ligt de focus van het werelderfgoed op de oude binnenstad en enkele overgebleven vestingwerken uit de 17de, 18de en 19de eeuw.
Cijfer: 6 (Het moet het hebben van de mooie panorama’s. Van Luxemburg’s historie als vestingstad is na het eind van de 19de eeuw niet veel overgebleven: als voorwaarde voor de “eeuwigdurende neutraliteit” van het Groothertogdom moesten alle vestingwerken worden afgebroken).
Toegang: Gratis. Je kunt ook bijna nergens naar binnen, normaal zijn alleen de kazematten een bezoek waard maar die zijn vanwege de coronaregels nu gesloten. Ik ben wel in het Stadsmuseum geweest (5 EUR), maar dat is niet bijzonder.
Hoeveel tijd: Een halve dag is wel genoeg. Het is maar een kleine stad, en het kerngebied van het werelderfgoed is zelfs daar alleen maar een stukje van.
Opvallend: Ik bracht er 2 dagen door net na de Kerst van 2021. In zowel 1984 als 2001 was ik er ook al eens een dagje, vandaar het lage volgnummer 23. Luxemburg is nog steeds een schone stad, met fantastisch (en gratis!) openbaar vervoer. Alleen het weer zat niet echt mee: ik had gehoopt op sneeuw, maar het was er net zo druilerig als in Nederland.
Dit keer verkende ik de stad te voet via een zelfverzonnen speurtocht langs 20 monumenten die in de werelderfgoednominatie staan vermeld. Ik begon bij de brug, gebouwd door de Spanjaarden, tussen de Rots (Bock) en de oude binnenstad. Het jaartal dat er op staat is 1735.

Op oude schilderijen staat deze Bock-rots vaak afgebeeld als een enorm steile, niet te overwinnen bergwand. Maar eigenlijk is hij helemaal niet zo hoog. Het deed me een beetje denken aan de Bentheimse landschapsschilderijen van Van Ruisdael, die de rotsige heuvel aldaar ook veel dramatischer afbeeldde dan hij in werkelijkheid was.
Van onder de brug loopt een pad langs terrassen met groentetuintjes richting de voormalige Pruisische militaire gebouwen en de grote gele St. Janskerk. Iets verderop ligt het voormalige St. Jans hospitaal, dat zo ongeveer een hele straatzijde in beslag neemt.

Deze oude stadswijk heet de Grund. Via een bruggetje kom je weer terug in de binnenstad. Ik maakte nog even een omweg om bij de “Sluis van Grund” te kijken; de Oostenrijkers legden dit aan als verdedigingswerk om in geval van nood de hele vallei onder water te kunnen zetten. Nu vind je daarvan alleen nog wat stenen resten aan de waterkant terug.
Met de lift ging ik naar de bovenstad, waar de belangrijkste religieuze, bestuurlijke en adellijke gebouwen liggen. Het Maison de Bourgogne aldaar is één van de oudste overgebleven gebouwen van de stad Luxemburg. Dezelfde crème-kleur van dit wat tegenwoordig het kantoor is van de Luxemburgse premier, is ook dominant in de rest van dit stadsdeel – het lijkt zo in ieder geval een eenheid, maar er is ook niks dat er echt uitspringt. Luxemburg wordt vaak als saai bestempeld en dat geldt zeker voor dit deel.

De volgende dag liep ik nog een rondje door de stad, om de laatste monumenten van mijn lijstje af te strepen. Voor het Centre du Rahm, ontworpen als barakken in de 17de eeuw door de Franse militair architect Vauban, kwam ik zelfs op het binnenterrein van een bejaardentehuis terecht!
De elegante Poort van de Drie Torens ligt net wat verder weg van de Bock-rots dan waar ik op de eerste dag was – het zijn poorten van de middeleeuwse stadsmuur. De middelste dateert uit ca. 1200, de andere twee uit de 14de eeuw.
