Ik heb voor de komende dagen een auto met chauffeur-annex-gids gehuurd om me door dit deel van het land te loodsen. Als we de drukte van Bishkek achter ons hebben gelaten, begint al snel het indrukwekkende berglandschap. De bergwanden zijn hier zo steil.

De weg is breed en goed geasfalteerd. Er is veel vrachtverkeer, om het zuiden van het land te bevoorraden. Daarom is de weg ook in de winter geopend, ondanks dat het gebied van ongeveer november tot en met mei in de sneeuw ligt. We stijgen geleidelijk, via haarspeldbochten, naar boven de 3000 meter hoogte.

Het is nu september, en de zomer loopt op zijn eind. Dat is op deze weg te zien aan de vele karavanen met vee die we met hun hoeders tegenkomen. Zij brengen de zomers door op de graslanden in de vallei aan de andere kant van de bergen. Vooral de kuddes paarden zijn imposant – nooit heb ik zulke grote groepen bij elkaar gezien, soms zijn het er wel 100. De paarden worden vooral voor hun vlees gehouden.
Als we door een onoverzichtelijke bocht rijden, staan we opeens oog in oog met zo’n kudde.

Op 3150 meter hoogte is in de jaren ’60 een tunnel aangelegd: de Kolbaevtunnel. Hij is 3 kilometer lang en berucht om zowel zijn geringe breedte als gebrek aan ventilatie. Twee vrachtwagens kunnen elkaar hier niet passeren. In 2001 stierven er 5 mensen door koolmonoxidevergiftiging, nadat er een ongeluk in de tunnel was gebeurd en auto’s met hun passagiers vast kwamen te zitten.

Het sein staat op rood als we bij de tunnel aankomen. Ook staan er al tientallen auto’s te wachten. Zijn ze iets aan het repareren? Nee, het is een kudde schapen en geiten die ruim baan krijgt om zich door de tunnel te bewegen.

De tunnel zelf doorstaan we goed, hoewel je er wel een beetje claustrofobisch van wordt. Hij is heel duister, met ruwe wanden en er is geen ruimte om uit te wijken als een auto pech krijgt of een ongeluk.
Hierna rijden we over nog een pas van ook boven de 3000 meter. Deze voelt wat minder spectaculair omdat je al op grote hoogte bent. Waarna de afdaling volgt de Suusamyrvallei in. Hier schijnt het beste grasland te liggen van heel Kirgizië. Vandaar dat de half-nomadische veehouders hier in de zomer hun dieren laten grazen. Hoewel de meesten al weg zijn naar de dorpen waar ze de winters doorbrengen, zien we toch nog tientallen yurten in het veld staan. Sommigen verkopen kaas en melk langs de kant van de weg.

We blijven veekaravanen op de weg treffen: paarden, schapen en ook koeien. Met het vele verkeer kan dat niet altijd goed gaan, en ik zie dan ook een aanrijding gebeuren tussen een afgedwaald schaap en een auto, die ons tegemoet rijdt. De schaapshond rent er nog achteraan om het schaap weer in het gareel te krijgen, maar als wij langs de plek des onheils rijden ligt daar een bloedend schaap midden op de weg.
Door de droge zomer en de vele begrazing is er niet veel groen gras meer over, maar de rollende heuvels blijven een prachtig gezicht.

Na 6 uur rijden (inclusief fotostops en lunch) komen we aan in de stad Toktogul, waar we gaan overnachten.