Tokmok en Burana

Op mijn eerste volle dag in Kirgizië maak ik vanuit de hoofdstad Bishkek een dagtrip van 80 kilometer naar het noorden. Tokmok is een stad van zo’n 50.000 inwoners waar ik nog een restje van de zondagse dierenmarkt hoop mee te pikken. In het even verderop gelegen Burana liggen de resten van de stad Balasagun, die een belangrijke pleisterplaats was aan de Zijderoute.

Ik reis erheen met een marshrutka: minibusje 353 rijdt de hele dag heen en weer tussen Bishkek en Tokmok (uitgesproken als Tak-Mak). Hij vertrekt zodra alle zitplaatsen zijn bezet. Het is een uurtje rijden, de rit kost slechts 60 cent. Bij het inrijden van de stad verwelkomt een afgedankte MiG-23 straaljager de bezoekers, even verderop staat er nog één van een ander type op de rotonde bij het centrum.

Vanaf het busstation loop ik een eind Tokmok in. Elke zondag is er een dierenmarkt, waar de mensen uit de omgeving hun vee verhandelen. Vanaf het busstation zou het linksaf moeten zijn “en dan zie je het vanzelf”.

Net als Bishkek is Tokmok een door de Russen in de 19de eeuw gestichte stad. Dat betekent lange, met bomen omzoomde rechte wegen. Hier en daar een standbeeld, ook nog van Lenin. Maar een dierenmarkt zie ik niet – ik ben er om kwart over 9 en de markt start vroeg in de ochtend, tegen 10 uur zou alle activiteit wel voorbij zijn. Maar ik kan het terrein niet eens vinden! Ik zie alleen af en toe een pick-up truckje langsrijden met een stel koeien in de achterbak.

Dus loop ik maar terug naar het busstation, waar ik met een taxichauffeur afspreek om me naar Burana te brengen en daar te wachten. Burana ligt nog 18 kilometer verderop. Dit is ook nu nog een vruchtbaar landbouwgebied, een vlak stuk tussen alle hoge bergtoppen in. Te zien aan wat er aan de straatkant te koop aangeboden wordt, verbouwen ze vooral mais en meloenen.

Deze gunstige ligging heeft de vallei ook haar plek aan de Zijderoute opgeleverd, én daarmee ook zo’n 800 jaar later erkenning als één van de 33 locaties van het werelderfgoed Zijderoute: Chang’an-Tiensjancorridor. Ik heb eerder al een aantal locaties van dit werelderfgoed in China bezocht, zodat dit bezoek geen nieuw ‘vinkje’ oplevert. Maar na de pagodes van Xi’an, de Longmen en Mogao grotten en de Yumen-pas (allemaal bezocht in 2007) is het toch ook interessant het eindpunt van dit deel van de route te zien. De bewoners van Centraal-Azië handelden vooral in paarden, juwelen, fruit en noten met de Chinezen.

Ik ben denk ik de eerste bezoeker van de dag bij de overblijfselen van Balasagun. Het is een keurig aangelegd terrein, met informatieborden in het Russisch, Kirgizisch en Engels. Ik tref niemand bij het kaartjesloket, maar als ik aan de gesloten deur van het museum rammel komt er een vrouw tevoorschijn. Ze opent de deur en geeft me een korte rondleiding in het Engels. Ze neemt ook meteen maar het entreegeld in ontvangst: 110 Kirgizische som, ofwel 1,10 EUR. Het museum heeft maar één ruimte, maar je kunt wel de variatie aan materiaal zien die de Zijderoute hier naar toe heeft gebracht. Zo zijn er munten, schelpen die als betaalmiddel dienden, een aardewerken kist waarin botten van een overledene werden bewaard, resten van een Boeddhabeeld, en grafstenen met opschriften in verschillende talen te zien.

Dé trekpleister op het terrein is wat bekend staat als de Toren van Burana – een minaret uit de 10de eeuw. Het is het enige dat van de stad Balasagun bovengronds over is gebleven na diverse aardbevingen door de eeuwen heen. De toren heeft ook wel geleden: er is 20 meter van de top af en de voet van de toren is begin 20ste eeuw verstevigd met een achthoekig stenen fundament.

Aan de zijkant van de toren is een ijzeren trap aangebracht: je kunt vanaf daar naar binnen. De stenen trap in het binnenste van de toren is het meest originele element. Hij is erg steil en nauw; ik zie maar van een beklimming af.

Andere elementen van de vroegere stad zijn nog wel in het terrein te herkennen. Zo is er een grote heuvel naast de toren. Hieronder zouden de resten van een paleis liggen. Om de randen van het terrein ligt een aarden muur, die je kunt beklimmen. De omtrekken van drie mausolea, die de graven bevatten van de heersers van het rijk waarvan Balasagun de hoofdstad was, zijn gereconstrueerd. In de 20ste eeuw zijn er hier wel veel opgravingen gedaan, maar vrijwel alles is weer met aarde bedekt omdat er geen mogelijkheden waren het anders te bewaren.

Een groot deel van het terrein is tegenwoordig ingericht als een soort beeldentuin. Hier staan en liggen grafstenen waarop mensen zijn afgebeeld (balbals), stenen pijpen die gebruikt werden voor de irrigatie van de landbouwgrond, en maalstenen. Ze zijn in de omgeving gevonden en hier bijeen gebracht.

Als ik het terrein met de grafstenen op wil gaan, word ik voorzichtig gemaand aan de kant te gaan. Twee vrouwen zijn aan het bidden. Later kom ik ze nog een keer tegen: ze lopen een aantal keren om de minaret heen. Ook klopt de ene vrouw de andere met een tak op de rug, het lijkt om de kwade geesten (of een ziekte?) weg te jagen.  

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s