De Amerikaanse eigenaren van mijn Bed&Breakfast in Uvita begrijpen eigenlijk niet dat zoveel toeristen in hun stadje overnachten. Zoveel is er niet te doen. Voor mij is het een tussenstop, tussen twee bestemmingen die anders een te lange rit uit elkaar liggen. Uvita is een badplaats aan de Stille Oceaan. De kustweg loopt er dwars doorheen en aan weerszijden daarvan zijn hotels, restaurants en supermarkten.

Ik heb hier eigenlijk een rustdag gepland, maar voor ik het weet sta ik om 8 uur ’s ochtend weer aan de poort van een nationaal park. Dat het hier erg toeristisch is blijkt wel uit het feit dat ik voor het parkeren moet betalen: ondernemende bewoners bieden parkeerplaatsen aan voor 2000 colones (2,75 EUR per dag). Er zijn twee groepjes toeristen die met een boottour meegaan, ik ben de enige die naar het park komt op de vroege ochtend om te wandelen.
Het Marino Ballena park is gecreëerd ter bescherming van de migratie van de bultruggen. Deze walvissoort zwemt hier elk jaar tussen juli en oktober in groten getale langs. Ik ben er in maart en doe dus geen moeite om ze te zien te krijgen. Het grappige aan dit park is dat er aan het strand van Uvita een natuurlijke rots- en zandformatie in de vorm van een walvisstaart ligt. Vanuit de lucht zijn de foto’s die ik ervan heb gezien prachtig, zo vanaf het strand is het wat moeilijk te herkennen. Als het eb is kun je de staart ook op lopen.

Ik stop echter bij de bosrand langs het strand: krakende takken verraden de aanwezigheid van apen. Ze zijn bezig hun ontbijt bij elkaar te scharrelen. Het duurt niet lang of ik krijg ze te zien: witschouderkapucijnaapjes. Ik ga zitten op een oude boomstam en observeer ze een tijdje. Ze lopen één voor één dezelfde route door de bomen, via dezelfde takken.

De stranden zijn nog verlaten. Je kunt hier wel zwemmen maar de stroming is erg sterk. Ook is er vrijwel geen schaduw. Er is één roofvogelsoort die het blijkbaar wel lekker vind om met zijn poten in het water te staan: de geelkopcaracara. Het is onduidelijk naar wat voor eten hij op zoek is, misschien visjes.

Terwijl ik over het strand loop zie ik honderden, duizenden holletjes in het zand. Ze worden bewoond door kleine krabben. Op het moment dat de zon wat sterker wordt verlaten ze hun ondergrondse verblijf en rennen over het strand de zee in. Een prachtig gezicht.

Op de weg terug loop ik nog het “Sentero Centenario“-pad in. Hier kom je in de bosjes achter waar ik aan het begin van de ochtend de kapucijnaapjes zag. In de kokospalmen en andere hoge bomen hangen nu op hun gemak de mantelbrulapen. Eentje plast vlak naast mij naar beneden, maar verder lijken ze zich niet gestoord te voelen. Er zijn nog steeds geen andere toeristen, wel komt er een mannetje met kruiwagen langs die kokosnoten verzamelt.

Ik vermaak me 3 uur lang prima in dit nationaal park, dat boven verwachting mooi is. Daarna ga ik lunchen en neem ik een lange siësta. Om 4 uur in de namiddag is het dan tijd voor de tweede attractie van Uvita: de watervallen. Ze hebben er een hele uitspanning van gemaakt: een keurig aangelegde parkeerplaats, souvenirwinkel en een vlindertuin vormen de entree tot het pad naar de watervallen. Deze zijn vooral populair bij zwemmers, je kunt er zelfs in duiken omdat het basin 3 meter diep is.

Ik beperk me tot vogels kijken. Bij de waterval zitten wat typische riviervogeltjes. Ik loop via een andere route terug, over de (onverharde) doorgaande weg en daar zie ik nog veel meer. Met als hoogtepunt mijn eerste toekans van deze reis!
