De Pan-Amerikaanse weg is een netwerk van wegen dat de uiteinden van het Amerikaanse continent met elkaar verbindt. De weg loopt van Fairbanks in Alaska tot Vuurland in Argentinië (met een onderbreking tussen Panama en Colombia). In Costa Rica heet deze weg Interamericana Sur en heeft het wegnummer 2. Ik rijd hem op bij Cartago, een grotere stad die je eerst moet doorkruisen komende vanuit mijn overnachtingsplaats Orosi.

De naam doet iets groots vermoeden, maar het is een (weliswaar strak geasfalteerde) tweebaansweg waar je 60 kilometer per uur mag rijden. Hij loopt precies tussen twee natuurgebieden door: aan de oostkant ligt de Talamanca bergketen (van het werelderfgoed van gisteren) en aan de westkant o.a. het Los Quetzales Nationaal Park. De weg slingert langs de bergen, maar het wordt nergens heel steil of hoog.
Rond half 9 kom ik aan bij de entree van Los Quetzales Nationaal Park. Ze hebben er heel wat van gemaakt, de parkeerplaatsen zijn per plek afgemeten met lint. Ik ga eerst nog op een verkeerde plek staan maar een parkwachter wijst me de goede. Betalen kun je hier alleen met een creditcard – wat de man achter het loket zoveel pogingen kost dat ik het uiteindelijk maar van hem overneem.

Informatie krijg je ook niet mee, dus ik begin maar gewoon aan het verharde pad dat vertrekt vanaf de parkeerplaats. Los Quetzales Nationaal Park is genoemd naar de quetzal, een prachtige maar schuwe vogel die bekend is om zijn metalige groene kop, rug en vleugels. Ze leven in de boomkruinen. In deze streek komen ze het meeste voor, en maart-april is ook nog eens het broedseizoen zodat ze zich meer laten zien. Lukt het me er eentje te spotten zonder gids?

Het park hier heeft een microklimaat: het is een nevelwoud, een bos dat op hoogte tegen een berghelling aanligt en door de dagelijkse nevel een hoge vochtigheidsgraad heeft. De bomen zijn er bedekt met veel verschillende plantensoorten (mossen, varens, orchideeën) waardoor ze aantrekkelijker zijn voor vogels en dieren. Over een verhard wandelpad loop je door het dichte woud. Vooral die dikke mossen die op de bomen hangen zijn indrukwekkend.

Na een half uurtje lopen eindigt het pad bij een punt waar je goed zicht hebt op een aantal boomtoppen. Tijd om naar de quetzal te gaan zoeken dus! Ik ben er alleen dus de vogels worden niet verstoord door menselijk geklets. Er fladdert wel wat rond maar ik kan niet zeggen dat het op een quetzal lijkt. De oogst omvat uiteindelijk twee vogelsoorten die ik nog niet eerder had gezien in Costa Rica, waaronder deze prachtige Langstaartzijdevliegenvanger.

Veel meer dan dit verharde pad is er niet toegankelijk in dit park, dus ik stap weer in de auto. Het is nog steeds rustig op de weg. Ik kan zelfs nog even langs de kant stoppen om een foto te maken van het toepasselijke verkeersbord “Pas op voor overstekende tapirs” (zie foto helemaal bovenaan). Misschien worden die hier wel net zo vaak doodgereden als een hert in Nederland.
Voor ik afsla naar mijn volgende overnachtingsplaats aan de kust, neem ik nog een zijweg naar het Chirripo Nationaal Park. Dit is ook één van de Talamanca reservaten, waar ik gisteren over schreef. Hier kun je alleen onder begeleiding in, met een zware trektocht naar de Chirripo (de hoogste berg van Costa Rica). Mijn idee is om vanaf de rand van het park nog wat foto’s te gaan maken. Het blijkt een prachtige omgeving, maar ook weer ondoordringbaar. Als de weg te slecht wordt, maak ik na een handjevol foto’s rechtsomkeert.
