Het najagen van mijn reisdoel voor de komende maanden – het bezoeken van alle nationale parken in Nederland – begin ik deze zaterdag in Nationaal Park Nieuw Land. Dit ligt zoals de naam al doet vermoeden in Flevoland. Het bestaat uit de Lepelaarplassen, Marker Wadden, Oostvaardersplassen en Markermeer. Ik kies voor de Oostvaardersplassen, een moerasgebied belangrijk voor overwinterende vogels.

Net als vorige week slaag ik erin vroeg te zijn: om kwart over 8 zet ik mijn auto als vierde op het parkeerterrein. Al bij het aanrijden vallen de grote groepen vogels op die overvliegen.
Er is een aantal korte wandelingen door Staatsbosbeheer in dit gebied uitgezet. Ik begin met de groene Zeearendroute van 5 kilometer lang. Dit is het enige pad dat echt in de kern van de Oostvaardersplassen komt – de rest is voor bezoekers gesloten. Het is een vlak en verhard pad door het riet.

Na een paar kilometer kom je bij observatiehut “de Zeearend”. Hier kun je vanaf hoogte wijds over de Oostvaardersplassen uitkijken. Ik val met mijn neus in de boter als ik meteen een arend voorbij zie vliegen. Ik ga er maar van uit dat het de zeearend is, de visarend die hier ook voorkomt is wat witter en volgens waarneming.nl wordt de zeearend hier zo ongeveer dagelijks gezien.
Er is nog een ander stel in de hut aanwezig. Ze hebben een krachtige telescoop bij zich, ik mag ook even kijken naar een uil die ze in het veld hebben ontdekt. Prachtig zo van dichtbij!

Er is van alles te zien vanuit deze hut, hoewel het wel vaak ver weg is. Ook helpen de glazen ramen niet mee om scherpe foto’s te maken. In de verste verte zie je groepen edelherten en ook wat paarden. In de waterige stroken wat meer vooraan zitten de ganzen en eenden.

Een paar honderd meter verderop ligt een andere observatiehut: Wigbels eiland. Deze is half-open en heeft gelukkig geen glas voor de raamopeningen. Je kunt hier minder ver kijken, maar het is een interessante plek voor de wat kleinere vogels. Langs het pad naar de hut groeien bomen met rode bessen die veel vogels aantrekken. Ook in het vervolg van de wandelroute zitten er veel vogels in de bomen, zo zie ik de kramsvogel en een valk of een havik.

Over het 5 kilometer lange pad doe ik bijna 2 uur. Door de vele observatiepunten en de enorme hoeveelheid vogels heb je veel om bij stil te staan. Het blijft de hele tijd rustig op het pad, kom nog twee vrouwen ook alleen tegen. Ze zijn beiden voorzien van een camera met een zeer grote lens. Dat moet wel als je hier goede foto’s van vogels wilt maken. Aan het eind van het pad zit er opeens een verrassing tussen het gras: een edelhert.

Als ik weer bijna bij de ingang ben, sla ik af de paarse wandelroute in. Dit “Boswachterspad ’t Lange Pad” is 7 kilometer lang. Het loopt door een wilgenbos en langs nog meer waterpartijen. Je moet hier steeds een aantal wildhekken door. Het gebied wordt bewoond door de zogenaamde “grote grazers”, de herten, paarden en runderen die Staatsbosbeheer hier heeft neergezet om het landschap op een natuurlijke manier te beheren.

De bekendste grazers hier zijn de Konikpaarden. Dit zijn grijzige paardjes die oorspronkelijk uit Polen & Wit-Rusland komen. Ze leven hier wild. Eerder deze week was in het nieuws dat 150 van hen naar de slacht worden gebracht: ze zijn met teveel. Ik tref een flink groepje aan net voor de vogelkijkhut Krakeend.


Deze vogelkijkhut geeft zicht op diverse eendensoorten. Ook zitten er veel aalscholvers.

Deze paarse wandeling gaat voor een deel door een niet al te interessant ‘bos’ – ik moest eerder denken aan een verwilderd stadspark. Het pad is drassig maar nog wel goed te doen. Af en toe staan er leuke paddenstoelen langs de kant.

Bijna 4 uur na mijn aankomst laat ik de Oostvaardersplassen achter me. Het parkeerterrein is inmiddels volgestroomd, er staan zo’n 60 auto’s. Zo laat op de ochtend en met lawaaiige kinderen denk ik niet dat je nog veel vogels ziet. Ik heb genoten van de rust en met name de eerste wandeling was prachtig.