Er zijn veel manieren om vanuit Nice in Monaco te komen: je kunt met de bus, de trein, de boot. Het is maar 20 kilometer. Ik wilde eigenlijk met de boot, maar die werd de middag van tevoren geannuleerd vanwege te weinig passagiers. Ik vond daarom een alternatieve manier: met de trein naar Carnolès, voorbij Monaco, en dan terugwandelen langs de kust via het Pad van de Douaniers.

Gisteren had ik al gemerkt hoe warm het hier kan zijn, dus ik vertrok vroeg – met de trein van iets over 8. Zo kon ik om kwart voor 9 aan mijn wandeling beginnen. Naar Monaco is het zo’n 2 uur lopen over een verhard en vrij breed pad. Er staan ontzettend veel bankjes langs de route, waarschijnlijk is hij opgezet voor de veelal oude overwinteraars. Onderweg kwam ik vooral veel hardlopers tegen.
De route begint met een lus over het schiereiland bij Carnolès naar Cap Martin.

Specifiek dit stukje kust hoort bij een mogelijk toekomstig werelderfgoed, de Alpen Méditerranée. Het zou het eerste werelderfgoed van Monaco worden – er zijn 8 locaties verspreid over met name de buurlanden Frankrijk en Italië. In Monaco zelf is alleen het zeegebied genomineerd, en dan ook nog eens ver uit de kust in de territoriale wateren. Hier bij Cap Martin kun je aan de rotsen aan de waterkant zien dat dit een vulkanisch gebied was.

Het pad is gemakkelijk te volgen, maar ondanks het vroege uur is het al flink warm in de zon. Na het schiereiland loop je naast de spoorlijn richting Monaco, dat met zijn wolkenkrabbers van ver te zien is. Het pad gaat zelfs langs Le Cabanon, een strandhuisje van de architect Le Corbusier en één van de 17 locaties van het werelderfgoed dat aan hem gewijd is. Helaas is het gesloten – er zijn rondleidingen met gids maar vanaf september zijn ze dicht tot het volgende seizoen.
Na ruim 2 uur kom ik aan in de straten van Monaco. Er is geen grenscontrole, er staat alleen een bordje alsof je in de volgende gemeente komt.

Er zijn een paar dingen die onmiddellijk opvallen hier: hoe dicht het bebouwd is en de vele exclusieve auto’s die je voorbij ziet rijden. Met een verfrissend drankje zit ik een tijdje op een bankje te kijken wat er zoal voorbij komt. Je vraagt je af wat ze doen met al die dure auto’s hier, in Monaco zelf valt er niet veel te rijden. Het heeft maar een oppervlakte van 2 vierkante kilometer. Een deel van de stad is tegen de bergwand aangeplakt, vandaar dat er veel tunnels zijn.

Ik loop langs de jachthaven, die vol ligt met grote jachten. Eentje is de Hampshire II, een 78 meter lange motorboot die 130 miljoen pond waard is en in bezit van een Britse oliemiljardair. Hij is in Nederland gebouwd.
Te voet is Monaco trouwens geen pretje. Het gaat heuvel op, heuvel af. En ik ben al behoorlijk moe van de wandeling er naar toe. Ik heb een lijstje van wat ik wil zien, maar ik loop het Casino al voorbij (ligt te hoog) en ‘de oude stad’ met het paleis en de kathedraal blijken nog een baai en een heuvel verderop te liggen. Op een terrasje bij de Condamine markt ga ik eerst maar wat eten. Hier kun je voor een redelijke prijs Italiaans eten.

Daarna loop ik nog maar eens een helling op, dit keer naar het Prinselijk Paleis. Ik heb geen plannen om er naar binnen te gaan en het ziet er ook niet zo boeiend uit. Het paleisplein vormt de rand van de oude binnenstad, een toeristisch spektakel zonder op dit moment al teveel toeristen. Ik loop nog door naar de kathedraal van Monaco, waar veel leden van de koninklijke familie begraven zijn. Maar als ik er aankom doen ze net de deuren dicht vanwege een trouwerij!

Aan de andere kant van de paleisheuvel ligt de wijk Fontveille, in de jaren zeventig gebouwd op van de zee gewonnen land. Hier kun je nog een beeldenwandeling doen of de rozentuin bekijken die prins Reinier stichtte voor zijn overleden echtgenote prinses Gracia. Maar ik zie geen manier die vanaf de heuvel te bereiken, het lijkt of je weer helemaal om moet lopen. Daar heb ik geen energie meer voor – op mijn telefoon zie ik dat ik vandaag al 17,8 kilometer heb gelopen. Ik pak dus maar de bus terug naar Nice.
