Toen ik gisteren mijn huurauto op ging halen zat er een groot plakkaat op het stuur: instructies met waar je wel en niet mag rijden. Met een ‘gewone’ auto is zo’n 80% van IJsland verboden gebied. Dat is feitelijk het gehele binnenland: de wegen zijn hier niet verhard en je moet af en toe door een stroompje water rijden. Om toch wat van het binnenste van het land te kunnen zien heb ik een ‘superjeeptour’ naar Landmannalaugar geboekt.
We rijden op deze zaterdagochtend om 9 uur in de ochtend weg uit Reykjavik: 1 IJslandse chauffeur/gids en 16 toeristen uit Duitsland, Oostenrijk, Denemarken en China (de laatsten wonen in Italië). We gaan met een speciaal geprepareerde bus met vierwielaandrijving en extra grote wielen, zodat het doorkruisen van een rivier geen probleem zal zijn.

Bij vertrek in Reykjavik is het droog, maar er hangt zeer lage bewolking zodat je niet veel van de omgeving kunt zien. Die lage wolken hangen er hier aan de kust nogal vaak: het is warme lucht vanaf zee die niet de bergen over kan komen.
De rit naar onze eindbestemming Landmannalaugar zal 3 uur duren, dus we hebben onderweg nog tijd voor stops om de benen te strekken en wat kleinere bezienswaardigheden te bekijken. Ten eerste twee watervallen: Hjalparfoss en het turquoise-kleurige Sigöldufoss. IJsland zit vol met watervallen, vandaar ook dat waterkrachtcentrales het hier goed doen. Naast vissen en toerisme is het verkopen van elektriciteit (groene welteverstaan) de belangrijkste bron van inkomsten voor IJsland.

Een derde stop is er bij het meertje Ljótipollur. Hiervoor moeten we eerst de kraterwand beklimmen, waarna je vanaf de rand het kratermeer inkijkt. Het heeft rood gekleurde wanden, hier en daar bedekt met felgroene stukken. Het is gevuld met grondwater.

Als we bij het meertje wegrijden zien we in de verte het zonlicht door de wolken komen: het lijkt erop dat juist waar wij heen gaan – Landmannalaugar – de zon is gaan schijnen! We rijden er snel naar toe en komen in een zonovergoten dal aan waar de medetoeristen in t-shirts en korte broek rondlopen.
Landmannalaugar is een dal in het zogenaamde Hoogland van IJsland. Het is onderdeel van het Fjallabak natuurreservaat. Je arriveert hier echt ergens: het is misschien wel de drukste plek van heel IJsland! Tientallen auto’s staan er geparkeerd (terwijl je er toch alleen maar over onverharde wegen kunt komen), en evenzovele tentjes staan op de rotsachtige ondergrond van het kampeerterrein. Je kunt hier 2 dingen doen: genieten van één van de geothermische warme baden of wandelen.

De meesten van ons groepje van 16 kiezen er net als ik voor te gaan wandelen. We lopen achter onze gids aan voor een tocht van zo’n 2 uur. Er zijn wandelpaden uitgezet dus het is vrij eenvoudig. Eerst lopen we de richel op achter het kampeercomplex van Landmannalaugar. Je kijkt dan mooi het dal in en recht op één van de kleurrijke bergwanden waar het beroemd om is.

Deze vele kleuren komen door het ryolietgesteente: vulkanisch stolsel dat licht is van kleur en uit kleine kristallen bestaat. In het zonlicht licht het op en krijgt het een witte, gele, roze, bruine of grijsgroene kleur.
Het dal ligt aan de rand van het Laugahran lavaveld, dat na een vulkaaneruptie in 1477 gevormd is. Aan de achterzijde van de bergrand zien we dan ook al snel pluimpjes rook opstijgen: er zijn hete zwavelbronnen. De geur komt je ook tegemoet.

Terug lopen we dwars door het lavaveld. Dit vraagt wat klimmen en klauteren, hoewel er nog steeds een goed gemarkeerd pad is. Het voordeel van lavagesteente voor de dalende wandelaar is dat het stevig is en je je goed kunt vasthouden. Het veld bevat veel van het zeldzame obsidiaan of wel vulkanisch glas, een zwart glasachtig gesteente.

Het laatste stuk van het wandelpad is vlak en loopt parallel aan een rivier, nog weer een heel ander stuk landschap. Eén van de bergwanden hier is zelfs groen. Naar verluidt is er ook een blauwe berg, maar die laat zijn kleur vandaag niet zo goed zien. De gids zegt dat er een IJslands spreekwoord is: “de verste berg is altijd het meest blauw” – zoiets als de mooiste herinnering ligt in het verste verleden.

Terug in het dal is het net alsof je in een woestijn loopt, het zou Namibië wel kunnen zijn. We zijn niet veel andere wandelaars onderweg tegengekomen. Velen hier bereiden zich voor op de 4-daagse Laugavegur trektocht, die 55 kilometer lang dwars door het binnenland van IJsland loopt. Je kunt in berghutten overnachten of kamperen.

Op de terugweg naar Reykjavik rijden we een andere route dan op de heenweg. Twee keer komen we een groep toeristen te paard tegen: tochten op de inlandse kleine paarden zijn ook een populaire bezigheid hier. We hopen nog een glimp van de vulkaan Hekla op te vangen, maar helaas is die al weer verscholen achter wolken. Wel rijden we opnieuw door een spectaculair vulkanisch landschap.
