Wat is het?
Het Archeologisch Park van Tierradentro herbergt 162 ondergrondse graftombes, gemaakt tussen de 7de en 10de eeuw. Ze zijn uniek vanwege hun grootte en de bijzondere trappen die ertoe toegang geven. De muren van veel van de tombes zijn beschilderd met rode en zwarte figuren. De graven zijn een symbool van de culturele rijkdom van de pre-Columbiaanse beschaving hier in het noorden van de Andes.
Cijfer: 7 (Je moet er heel veel voor doen – om in Tierradentro te komen en dan nog eens om iedere ondergrondse graftombe ongeschonden in en uit te klauteren. Dat en het prachtige landschap maken het tot een belevenis. Er zit niet veel variatie in de graftombes, dus daar raak je na een paar wel op uitgekeken.)
Toegang: De toegang kost hier even veel als in San Agustin: 50.000 pesos (12,50 EUR) voor buitenlanders. De entree is ook geldig voor 2 dagen en je krijgt net als daar je kaartje in de vorm van een ‘paspoort’ – een boekje met alle locaties, waar dan een stempeltje in gezet wordt als je de locatie bezoekt.
Hoeveel tijd: Ik deed de wandeling langs 4 van de 5 groepen tombes – dit kostte me 6 uur, inclusief lunch en een keer een drankje. Er is nog een meer afgelegen groep, dat kost je 3 uur extra. De paden staan vanaf de ingang van het park goed aangegeven.

Opvallend: Na de pech van de wegafsluiting op Nieuwjaarsdag was ik toch nog vastbesloten om in Tierradentro te belanden. Vanuit San Agustín benaderde ik het via de zuidelijke route, eentje die minder vaak met problemen te kampen heeft. Om er te komen nam ik 3x een minibus – elk voor zo’n 1 à 1,5 uur. Ik reed van San Agustín naar Pitalito, van Pitalito naar Garzon, van Garzon naar La Plata. Steeds werd ik op het busstation direct door een mannetje in de volgende bus gezet, ik heb nergens meer dan 15 minuten hoeven wachten.
Vanaf La Plata is het dan nog 38 kilometer naar Tierradentro. Ik was er al om 1 uur, maar de bus ging pas om 4 uur. De motortaxirijders voor de ingang van het busstation wilden me echter ook wel brengen. Het leek me wat ver voor achterop de motor, maar volgens hen was het geen probleem. Dus zo stapte ik achterop bij Julian, die tijdens de rit maar bleef praten en zelfs nog wat toeristische info gaf. De eerste 20 kilometer was een prima weg, daarna werd het gehobbel en afzien. We zijn 4x gestopt om even de benen te strekken. Hij had nergens last van, maar “jij bent het niet gewend”. Na ruim een uur kwamen we ongeschonden aan in Tierradentro.

Ik bewaarde het park voor de volgende dag. Het gaat om 8 uur open, ik was er zelfs al iets eerder en zat op een bankje voor de ingang mijn bijeengescharrelde ontbijt op te eten (daar deed mijn pension van 7,5 EUR per nacht niet aan). Bij de ingang zijn twee kleine musea: één met in de graven gevonden keramiek en één over het leven van de lokale inheemse bevolking, de Nasa ofwel Paez.
Ik kan echter niet wachten om aan de wandeling langs de graftombes te beginnen. De eerste groep, Alto de Segovia, is ook de grootste. Hij ligt zo’n half uur wandelen bergopwaarts van de ingang van het park. Het is heerlijk weer en ik geniet van de vergezichten en de vogels. Een drietal jonge Colombiaanse toeristen loopt ongeveer gelijk met me op – we zijn de enigen zo vroeg.

Bij elke tombe is er een heel ritueel: de bewaker opent het luik (normaal gesloten tegen de vogels) en je mag een trap met ongelijke rotsblokken afdalen een donker gat in. Een paar meter lager sta je dan voor een hekje van waarachter je de graftombe in kunt kijken. Bij deze eerste groep zijn er lampen geïnstalleerd die automatisch aangaan als je beneden staat.
De stenen zijn zo geplaatst dat het net niet handig lopen is: de stappen zijn te groot. Ook kun je je eigenlijk nergens vasthouden. Deze ingangen – soms spiraalvormig, soms rechtdoor – zijn nog de originele. Het is telkens een hele klauterpartij, ik kom zwetend weer boven.

Bij elke tombe staat boven een bordje voorzien van korte uitleg met wat er te zien is. Sommige grafkamers zijn helemaal leeg en kaal, maar de mooisten zijn die met beschilderingen in rood en zwart tegen een witte achtergrond. Soms zijn het alleen geometrische motieven:

Maar in de mooiste tombes zijn dit soort ‘versieringen’ gecombineerd met afbeeldingen van mensachtige wezens. Ze zien er een beetje hetzelfde uit als die op de sculpturen van San Agustín, maar veel ruwer in uitvoering.

Na een uur heb ik de meeste van de tombes bij Alto de Segovia gezien en loop ik verder naar de tweede groep: Alto del Duende. Het brede pad van bij de ingang is inmiddels veranderd in een smal bospaadje. Geklommen worden moet er nog steeds. Ik ben dan ook blij als ik bij de toegangspoort een bankje met uitzicht ontdek.

Ook hier vindt hetzelfde ritueel plaats – stempeltje zetten in je toegangspaspoort, luik openen, enge trap afdalen en hopen dat het een mooie graftombe is. Deze in Alto del Duende zijn niet verlicht, maar de bewaker heeft een zaklantaarn te leen en ik had er zelf ook eentje meegenomen. Het maakt het er niet makkelijker op iets aantrekkelijks in de graftombes te ontdekken.
De wandeling heeft hiermee voorlopig zijn hoogste punt gehad. De route loopt nu 2,5 kilometer richting het dorp San Andres de Pisimbala. Het grootste deel daarvan gaat over de doorgaande weg – wat hier een smalle, onverharde weg met veel kuilen betekent. Het is nog steeds rustig: dezelfde jonge Colombiaanse toeristen zie ik telkens weer en op de weg zijn af en toe motorrijders.
Iets van de weg af ligt El Tablón. Dit is een groepje standbeelden die in de buurt van de graven zijn gevonden. Ze lijken op die in San Agustín.

Vandaar loop ik het dorp San Andres in voor een koude cola en de lunch. Zowel in San Andres als in het gehucht Tierradentro waar ik verblijf is het lastig om aan eten te komen. Hier in San Andres is één populair restaurant, maar het heeft maar beperkte openingstijden en alleen een vast dagmenu. Vandaag is dat – jawel, de Colombiaanse klassieker – een halve kip met rijst. Gisteren voor het avondeten in Tierradentro heb ik zelfs salchipapas gegeten, de Peruviaanse variant van patatje oorlog (patat met dunne schijfjes worst, met daaroverheen kaas en ketchup). Er was niks anders te krijgen…
Ik ben in ieder geval weer genoeg aangesterkt en uitgerust om nog een vierde groep tombes te bekijken. Het zijn die van Alto de San Andrés. De klim begint vanuit het dorp en gaat onder andere over een brug gemaakt van bamboe. Als ik onderweg sta uit te hijgen fotografeer ik nog een mooie roofvogel (ik denk een slanksnavelwouw).

Alto de San Andrés is een groep van vier tombes, maar twee ervan zijn zwaar beschadigd door een aardbeving in 1994. De eerste is gesloten vanwege instortingsgevaar, de tweede is helemaal opengebarsten zodat je voor het eerst een mooi zicht van bovenaf hebt hoe de ondergrondse tombe is opgebouwd.
Daarna is het nog een half uur bergafwaarts terug. Ruim 6 uur na het vertrek arriveer ik weer bij mijn pensionnetje, moe en met benen bedekt met zand en wondjes van stekende muggen, vliegen, bamboebruggetjes en ruwe stenen trappen in de graftombes.