Het verslag van vandaag zou eigenlijk moeten gaan over Tierradentro, het eerste werelderfgoed van deze reis. Maar het zat niet mee: bij navraag een dag van tevoren op het busstation bleken er geen bussen te rijden op Nieuwjaarsdag. Een rondje langs de 2 reisbureaus van de stad Popayan leverde me ook geen aanbod voor privé-vervoer op. Totdat ik in de buurt van het busstation een Frans stel tegenkwam dat in hetzelfde hotel als ik logeerde: zij hadden contact weten te maken met een taxichauffeur die morgen de rit wel wilde maken. Vertrek om 5 uur in de ochtend. Top, ik ga mee!

De volgende ochtend verscheen – keurig op tijd – de broer van de man aan wie we een aanbetaling hadden gedaan. Hij had nog nooit eerder toeristen vervoerd en was ook nog nooit in Tierradentro geweest. Dat mocht de pret niet drukken, we gingen vol goede moed op weg in zijn vierwielaangedreven jeep. Langs de weg en in de dorpen troffen we veel dronken mensen aan, Oud & Nieuw wordt hier blijkbaar vooral met drank gevierd.
De rit naar Tierradentro is zo’n 100 kilometer lang, maar kost op z’n minst 4 uur. Dit vanwege de slechte staat van de weg. Tot op 50 kilometer hadden wij echter weinig last. Op dat punt zijn er op verschillende plekken wegwerkzaamheden. Niemand was nu aan het werk dus we reden maar door. Om een bocht werden we echter verrast door een onneembare blokkade: afgelopen nacht was een deel van de rotswand naar beneden gekomen. De schade leek erger dan met de graafmachines die langs de kant van de weg stonden verholpen kon worden. Niet dat er op 1 januari iemand aan het werk zou gaan trouwens.

We keerden dus maar om. Elders in de wereld (Laos!) heb ik er wel eens voor gekozen om te voet verder te gaan, gokkend op een lift aan de andere kant. Maar vandaag zou er gewoon geen verkeer zijn. En met de vele dronken mannen langs de weg was het vast ook niet zo plezierig lopen. Je ziet in deze streek ook nog wel graffiti op verkeersborden ten faveure van de FARC, de guerillabeweging die in 2017 de wapens neerlegde maar nu een comeback overweegt. Én we zien bordjes met ‘Pas op voor overstekende beren’ en ‘Pas op voor overstekende poema’s’.
Op de terugweg konden we, nu het licht was, genieten van het Páramo-landschap. Dit is een voor de noordelijke Andes unieke vorm van een hoogvlakte, met meren, veen en gras. Er groeien struiken en kleine bossen.

De meest opvallende plantensoort die er groeit lijkt op een uit de kluiten gewassen cactus: de espeletia. Hij heeft een ruwe stam en daarboven een kroon van bladeren. Ze zijn verre familie van de zonnebloemen.

Om half 9 zijn we terug in Popayan. In het hotel kan ik dezelfde kamer krijgen die ik eerder die ochtend achter me gelaten had. Ik breng het grootste deel van de dag door op die koele kamer. Ik kan het niet opbrengen nog iets te gaan bekijken in Popayan, een stad waar alle straten en gebouwen in de binnenstad er hetzelfde uitzien. Sinds mijn aankomst 32 uur geleden ben ik al zo vaak de verkeerde kant opgelopen dat het niet leuk meer is.
In de middag ga ik er alleen nog een keer op uit om te eten en om voor de zoveelste keer een bezoek aan het busstation te brengen. Ik koop er een kaartje voor een vroege bus naar San Agustin – daar ga ik het volgende werelderfgoed bekijken en hoop ik de volgende dagen via een omweg toch ook Tierradentro nog te bereiken.
