Wat is het?
Het Waterbeheersysteem van Augsburg heeft verschillende technologische innovaties voortgebracht op het gebied van watergangen en drinkwatervoorziening. Het systeem bestaat uit 22 verschillende componenten, variërend van waterkrachtcentrales tot fonteinen. Het heeft zijn oorsprong in de middeleeuwen, toen kanalen werden aangelegd om water voor de molens, leerlooierijen, textielproducten en goudsmeden de stad in te brengen. Vanaf 1545 was er een strikte scheiding tussen drinkwater en water voor gebruik in de nijverheid.
Cijfer: 4 (Ik had er al niet veel van verwacht en het viel ook niet mee. De plekken gerelateerd aan het waterbeheer liggen verspreid over de verder niet onaardige stad. Welke functie ze vroeger ook gehad mogen hebben, nu is daar niets meer van terug te zien.)
Toegang: Gratis. Je kunt nergens naar binnen.
Hoeveel tijd: Ik ‘deed’ Augsburg als een dagtocht uit Nederland: ’s ochtends vroeg vliegen naar München, dan de trein naar Augsburg en halverwege de middag dezelfde route terug. In totaal had ik zo’n 2,5 uur ter plekke.
Opvallend: Vanaf het station van Augsburg loop je in een kwartier naar de historische binnenstad. Je komt door winkelstraten, waar het gezellig druk is en misschien alleen het goedkope allooi van de winkels en restaurants opvalt (zoals veel dönerkebab en McDonalds restaurants). In de 17de eeuw was Augsburg juist een erg rijke stad. Uit die tijd stammen dan ook de meeste belangrijke gebouwen in het centrum.

Gelukkig had ik de naam van een aantal componenten in mijn geheugen gegriefd, anders loop je er zo voorbij. Nergens staat een indicatie dat de stad een werelderfgoed heeft/is. Mijn eerste stop is bij de Stadtmetzg, het fraaie grijze gebouw hierboven. Dit was de centrale plek in de stad waar het vlees gehouwen, opgeslagen en verkocht werd. Het is gelinkt aan het waterbeheer omdat het er voor z’n tijd hygiënisch aan toe ging. Er liepen kanalen onderdoor die voor de aanvoer van schoon water en afvoer van afvalwater zorgden.
Augsburg’s centrum is vooral ook bekend om drie monumentale fonteinen. Ze werden neergezet voor het 1600-jarige bestaan van de stad (in 1585) en moesten de overdaad aan water in de stad laten zien. Ze zien er nu, halverwege november, een beetje vreemd uit omdat ze voor de aanstaande winter zijn afgeschermd. Alleen het beeld op de top van de fontein steekt nog boven de houten kap uit.

Het werelderfgoed mag dan niet breed uitgemeten worden in de stad, er zijn wel degelijk toeristen op de been. Een aantal keer kom ik (Duitstalige) groepen tegen die bezig zijn aan een rondleiding. Die staat in het teken van de Fuggers, de 16de eeuwse bankiersfamilie die monumentale panden aan de stad toevoegde.
Het vervolg van mijn route ligt echter een beetje buitenaf: de Rode Toren. Het is een overblijfsel van een poort in de oude stadsmuur.

Naast de poort ligt een samenspel aan gebouwen die de oudste nog bestaande waterwerken uit Centraal-Europa zijn. Vanaf 1416 zorgden ze ruim 400 jaar lang voor de drinkwatervoorziening in de stad. Er staan twee hoge watertorens (zie foto bovenaan dit verslag), het huis van de Brunnenmeister (de meester-putdelver) en er is iets wat er nu uitziet als een onbeduidend kanaaltje.
Het is erg jammer dat ze niks aan de interpretatie van de componenten hebben gedaan. Ja, er staat wel een bordje bij. Maar de meeste onderdelen zijn niet toegankelijk of alleen met een speciale rondleiding die niet in de wintermaanden wordt gegeven. Wat overblijft is een typische Zuid-Duitse stad met smalle kanaaltjes die niet in de schaduw kunnen staan van die in Amsterdam of Brugge.
