Wat is het?
De Hemelvaartskerk van Kolomenskoje vertegenwoordigt een innovatief ontwerp in de architectuur van Russisch-Orthodoxe kerken. Het is één van de eerste stenen kerken in die traditie met een tentdak. Vanaf een achthoekige basis rijst de toren 41 meter de hoogte in. De kerk dateert uit 1532 en is gebouwd ter ere van de geboorte van een prins die later bekend werd als Tsaar Ivan de Verschrikkelijke.
Cijfer: 6,5 (Dit is een lekkere excursie voor op een zondagochtend: de kerk ligt in een mooi park, het zonnetje scheen. Door z’n hoogte is het een imposante verschijning, maar veel meer dan de intrigerende buitenkant aan de oever van de rivier de Moskva is er tegenwoordig niet meer te zien.)
Toegang: De kerk ligt op het vroegere landgoed Kolomenskoje, nu deel van de gemeente Moskou. Het is gemakkelijk te bereiken met de metro, voor mij was het 6 haltes vanaf mijn hotel. De entree tot het terrein waar de kerk ligt is gratis. Om de kerk en het museum binnen te kunnen moet je een kaartje halen bij een kiosk, maar dat kost niets.
Hoeveel tijd: Zo’n anderhalf uur.
Opvallend: Vanaf het metrostation staat het park Kolomenskoje al goed aangegeven, ook in het Engels. De bordjes vertellen dat het 19 minuten lopen is tot aan de kerk. Eerder al loop je het park binnen. Het is een uitgestrekt landschapspark met hier en daar houten gebouwen die elders uit Rusland komen. Meer bijzonder is het eerste stenen gebouw dat ik voorbij loop: de 17de eeuwse Kazankerk. Het ziet er wat verweerd uit, maar heeft een mooi stel blauwe koepeltjes. Dit is nog een actieve kerk en zo op een vroege zondagochtend stappen er regelmatig mensen naar binnen.

Wie er in het park ook rondstappen: meerdere groepen Chinese toeristen! Dit is toch niet bepaald de bekendste attractie van Moskou, maar het lijkt of de Chinese rondreizen geen enkel werelderfgoed overslaan.
Het werelderfgoed zelf beperkt zicht tot die ene torenhoge, witte kerk. Eromheen staan nog een klokkentoren (ook uit de 16de eeuw) en een kleurrijke 17de eeuwse toegangspoort.

Behalve met Chinezen is het binnenterrein ook gevuld met kraampjes en er staat zelfs een podium waarop een band aan het oefenen is. Het is vandaag ‘Moskou-dag’, of eigenlijk Moskou-weekend: ze vieren hier elk jaar de stichting van de stad. Misschien ook wel om die reden is de entree tot alle musea op het terrein vandaag gratis.
Een van die zes musea is het interieur van de Hemelvaartskerk. Het kerkgebouw is niet meer in religieus gebruik en herbergt nu een kleine tentoonstelling over de architectuur. Er zijn twee redenen om er naar binnen te gaan: om een idee te krijgen hoe klein het is van binnen en om de originele baksteenkleuren te zien.

Eén van de onderscheidende kenmerken van de kerk zoals we die nu kennen, is zijn spierwitte kleur. Maar de muren zijn pas witgekalkt in de aanloop naar de Olympische Spelen van 1980. Als je beter kijkt, kun je zien dat het allemaal bakstenen zijn en dat de witte verf bovenin al wat afbladdert. Op een foto in de kerk zie je dat het van oorsprong een rood bakstenen dak had en een grijs-blauwachtige hoofdstructuur.

Een ander museum op het terrein is het ‘Kolomenskoje museum’. Dit ziet er van buitenaf uit als iets kleins, maar de tentoonstellingsruimte strekt zich helemaal uit over de hoofdingang naar de andere kant. Het beslaat twee verdiepingen en een kelder.
Ik was uiteindelijk blij dat ik besloot naar binnen te gaan – terwijl de toeristenmassa het veld rond de kerk bezet hield, bezocht bijna niemand dit museum. In het begin voelt het een beetje stijfjes aan – met in elke kamer een strenge Russische dame die de wacht houdt – maar er zijn verschillende mooie iconen te zien en andere memorabilia van het voormalige koninklijke landgoed.

Tot slot liep ik nog een stukje door het openluchtmuseum met z’n houten gebouwen. Het spektakelstuk hier is het weer opgebouwde houten paleis van tsaar Alexis – dit zou echter 2,5 kilometer lopen zijn (en dan dezelfde afstand weer terug). Ik besloot mijn energie te sparen voor de rest van de dag in het centrum van Moskou.
Een gedachte over “#718: Kolomenskoje”