Wat is het?
Nationaal Park Hortobágy – de Puszta is een steppelandschap waar de mens slechts tijdelijke structuren heeft achtergelaten. Herders lieten hun paarden, koeien en schapen (soorten die waren aangepast aan de lokale omstandigheden) hier grazen op de onvruchtbare grond. Begin 20ste eeuw zijn er visvijvers aangelegd om het landgebruik meer te variëren. Het park is ook bekend om zijn verscheidenheid aan vogelsoorten.
Cijfer: 6 (Ik had me nog wel zo goed voorbereid, zelfs een reisgids aangeschaft. Maar het boekje is misschien wel mooier dan het landschap zelf! Het is moeilijk er grip op te krijgen: er zijn veel meer dorpen en drukke wegen dan ik had gedacht, dit is zeker geen ongerept gebied. Wat ik wel mooi vond waren de enorme witte boerderijen en de schaap- en runderkuddes met hun herders.)
Toegang: De entree tot het nationaal park kost 1000 forint (3 EUR). Het is niet heel duidelijk dat je moet betalen, als je de doorgaande wegen volgt hoeft dat ook niet. Voor de wandelpaden en ‘attracties’ iets van de weg af moet het wel, alhoewel ik geen controle gezien heb.
Hoeveel tijd: Ik was er 1 volle dag (2 nachten).
Opvallend: Ik begon mijn bezoek met autorit nummer 1 uit mijn reisgidsje. Ook hier heb je eigenlijk al een entreekaartje voor nodig, maar toen ik om 8 uur bij het bezoekerscentrum stond waren ze nog niet open. De openingstijden verschillen per dag van de week en per maand, nu is het blijkbaar van 10 tot 16 uur. Ik besloot het er maar zonder ticket op te wagen.
De route gaat vanaf het plaatsje Hortobagy eerst verder naar het oosten, over de drukke B-weg nummer 33. Er staan 3 uitkijktorens langs de weg. Ik beklom er 2 – je kijkt ver uit over de vlaktes maar je ziet eigenlijk niks.

Daarna sla je van de hoofdweg af, en maak je een boog om de andere kant van het park. Ook hier is de weg eerst nog druk en zijn er plaatsje met verkeerslichten en supermarkten en mensen die gewoon hun dagelijkse dingen aan het doen zijn.
Het leukste deel van de route is de weg tussen Telekháza en Hortobagy. De asfaltweg zit vol met gaten, maar daardoor rijden de mensen niet zo hard (en vermijden ze de weg waarschijnlijk ook). Voor mij is het handig dat ik de auto even aan de kant kan zetten als ik iets interessants zie. Ik ben vooral op zoek naar een soeslik, een grondeekhoorn die alleen op de steppen van Oost-Europa voorkomt. Ze staan graag op hun achterpoten en ik denk er eentje gevonden te hebben voor een mooie rij strobalen. Bij nader inzoomen zie ik echter zijn (naar achteren gevouwen) grote oren, dus het zal wel een haas zijn.

Hier langs dezelfde weg zie ik ook een oude grafheuvel (kurgan), zonder verdere aanduiding. Dergelijke grafheuvels zijn door nomaden gemaakt en gaan terug tot de Steentijd.

In mijn boekje staat een bijzondere instructie voor een wandeltocht naar één van de visvijvers. Nog steeds aan dezelfde weg, zet je je auto neer bij 2 verroeste watertorens (inderdaad makkelijk te vinden). Je volgt het pad eerst naar rechts en dan bij een bouwkeet naar links. Het pad loopt tussen 2 visvijvers door, maar de kanten zijn zo begroeid met riet dat het water niet te zien is als je er tussendoor loopt.
Na een kwartiertje kom je weer bij een houten uitkijktoren. Net als de andere die ik inmiddels heb beklommen zijn ze niet bepaald in perfecte staat – er zit altijd wel een balk los of een gat tussen de planken. Deze is echter de moeite wel waar omdat je uitkijkt over de visvijvers. De vis wordt hierin gekweekt en via een systeem van sluizen gevangen.

Er is verder niemand te bekennen. De wandelroutes staan hier ook niet aangegeven, dus dat helpt niet.
Voor de lunch rijd ik een eindje terug, naar het plaatsje Tiszacsege. Daar is een visrestaurant dat goed bekend staat. Veel andere restaurants zijn er sowieso niet op de route, een enkele pizzeria daargelaten. Het blijkt een heel populaire tent, maar ze hebben nog wel plek voor mij. Ik neem een gemengde vissoep, die net als alles in Hongarije in rode vorm wordt opgediend (het zal de paprika wel zijn).

Na de lunch neem ik een lange siësta, waarna ik nog een keer de weg op ga. Ik wil eigenlijk naar de grote visvijvers bij Hortobagy. Deze kun je met een treintje of te voet bezoeken. Ik ben er rond 6 uur en alles is al dicht. Dat het treintje niet meer rijdt begrijp ik, maar dat je er als wandelaar niet in mag? Juist tegen zonsondergang is het een goede plek om vogels te kijken.
Ik rijd dan maar weer een stukje over de grote weg. Tegen de avond komen de grote kuddes met hun herders naar ‘huis’. Er zijn schapenkuddes en kuddes van runderen – soms ‘gewone’ maar ook de grijze Hongaarse stepperunderen zie je vaak.

Een gedachte over “#705: Nationaal Park Hortobágy”