
Om 17 uur op mijn eerste echte dag in de Georgische hoofdstad ga ik mee met de 3 uur durende ‘gratis’ wandeltour van Tiblisi Hack Free Tours. Onder leiding van de Russische Anya en samen met zo’n 15 anderen uit alle windstreken: o.a. Litouwen, Oekraïne, Duitsland, Canada, Verenigde Staten, Jordanië. Anya ontpopt zich als een heel enthousiaste gids met humor. Ze woont al lang genoeg in Georgië om de details van het leven hier te kennen, maar ze verwondert zich nog als een buitenstaander.

De tour concentreert zich vooral op de oude stad van Tbilisi. Dit is een kleine wijk die je gemakkelijk te voet af kunt doen. De rest van de stad is natuurlijk veel groter: er wonen ruim een miljoen mensen en je verplaatst je het makkelijkst met de metro die nog uit de Sovjet-tijd stamt.

Kerkbezoek kan natuurlijk ook niet ontbreken: de oude stad van Tbilisi is één grote religieuze mix. We kijken binnen bij de sobere katholieke kerk, lopen langs 2 synagoges en bezichtigen 2 Georgisch-Orthodoxe kerken. In één van die laatsten hangt ‘het kruis van Nino’ – een relikwie dat het oorspronkelijke houten kruis zou moeten zijn dat de heilige Nino maakte op haar weg naar Mtskheta in Georgië. Het was zelfgemaakt, van 2 takken bijeengebonden met haar – vandaar dat de armen van het kruis wat zijn gaan hangen.

In een kelder vinden we de oudste bakkerij van Tbilisi. De broden worden hier in een traditionele terracotta oven gebakken, waarbij het deeg tegen de bolle binnenkant wordt geplakt. Ze maken hier de standaard Georgische broden, met een soort handvat eraan. Vers zijn ze erg lekker, en ik kreeg het ook vaak gesneden bij het ontbijt. En ook maken en verkopen ze hier gevulde deegwaar, natuurlijk weer met kaas.

Gids Anya vraagt op een gegeven moment “Vinden jullie Tbilisi meer Aziatisch of meer Europees?” Het oude centrum heeft zeker meer iets oriëntaals, het is een beetje vergelijkbaar met Istanbul of Sarajevo. Ook de traditionele badhuizen dragen aan dat beeld bij: het zijn publieke en privé af te huren zwavelbaden. Hun koepels maken het straatbeeld nog wat meer exotisch.

In de oude binnenstad zie je ook veel vervallen en leegstaande huizen. Deze zijn door hun eigenaren verlaten in de jaren 80 en 90, toen de economische situatie in Georgië heel slecht was. Er zijn geen duidelijke plannen wat er mee te doen.

Ook typisch voor Tbilisi zijn de vele straathonden. Ze liggen meestal maar wat te liggen, of zijn met vriendjes op pad. Ze zien er meestal vrij goed uit, ze krijgen eten van de mensen. Velen hebben ook een geel label in hun oor: dat is een teken dat ze zijn ingeënt tegen hondsdolheid. Als wandelaar heb je geen last van ze, wel heb ik ze een paar keer blaffend achter fietsers aan zien gaan.

De volgende ochtend bekijk ik de stad nog wat verder op eigen houtje. Ik loop de brede boulevard af, de Rustaveli Avenue. Dit is de straat met alle Belangrijke Gebouwen. Hieraan liggen de Opera, het Theater, het Nationaal Museum, het voormalig Parlement (zie foto) en de Academie van Wetenschappen. Aan deze straat is de Sovjet-tijd, die voor Georgië van 1921-1991 duurde, nog het meest af te zien.

Het Nationaal Museum is het enige gebouw waar ik naar binnen ga. Op 4 verdiepingen wordt fragmentair de geschiedenis van Georgië uit de doeken gedaan. Het absolute hoogtepunt bevindt zich in de kelder, in wat de Schatkamer wordt genoemd. Hier zijn honderden kleine gouden voorwerpen gezien uit Colchis, de naam waaronder deze regio in de klassieke Oudheid bekend stond om zijn goudwinning. Ze zijn tot 6000 jaar oud.