Wat is het?
De middeleeuwse stad Torun is een kleine, goed bewaard gebleven handelsstad. In de 13de eeuw bouwden de ridders van de Teutoonse Orde hier een fort, en niet veel later ontwikkelde zich in de buurt daarvan langs de rivier de Vistula een commercieel centrum. Torun beleefde zijn bloeiperiode in de 14de en 15de eeuw, toen het als Hanzestad een belangrijk knooppunt was voor de handel tussen de Baltische kust en Oost-Europa. In tegenstelling tot veel andere Poolse steden kwam Torun ongeschonden door de Tweede Wereldoorlog.
Cijfer: 7 (Met stralend weer lijkt het overal al snel mooi, maar ik vond het vooral vanwege zijn creatieve baksteenarchitectuur een leuk plaatsje. Het is meer een bestemming voor Poolse schoolreisjes dan voor buitenlandse toeristen.).
Toegang: Ik heb hier nergens entree betaald, ben ook alleen maar in 2 kerken binnen geweest. De meeste musea zijn pas vanaf 10 uur open, en leken op voorhand niet zo interessant. Het geboortehuis van de astronoom Nicolaas Copernicus, waar ik nog wel een kijkje had willen nemen, bleek tot juni 2018 gesloten voor restauratie.
Hoeveel tijd: Torun ligt 2,5 uur van Gdansk, dat wil zeggen als je de snelste trein pakt. Dat is eigenlijk net iets te ver voor een comfortabele dagtocht, daarom maakte ik er een bezoek van een avond, nacht en ochtend van. Een halve dag is precies genoeg om de stad te verkennen. Op de terugweg had mijn trein naar Gdansk 53(!) minuten vertraging – neem wel ruim de tijd dus.
Opvallend: Torun is tegenwoordig een stad met ruim 200.000 inwoners. Het centrum heeft zijn middeleeuwse stratenplan gehouden, en is dus erg compact. Het centrale plein is ook voetgangersvrij, helaas kan dat niet gezegd worden van de straten er omheen die meer op een parkeerplaats lijken.

Artushof, aan het centrale plein in de Oude Stad
Op mijn eerste avond in de stad liep ik op mijn gemak een rondje door de ‘oude’ stad. Het heeft op de een of andere manier geen echt middeleeuws karakter, zo’n 80% van de gebouwen lijkt uit de eind 19de of 20ste eeuw te stammen. Maar de historische gebouwen die wel zijn overgebleven zijn wel stuk voor stuk echte meesterwerken van de zogenaamde ‘baksteengotiek’. Rode bakstenen worden afgewisseld met stenen van een andere kleur of pleisterwerk. En dat staat heel mooi in het avond- of ochtendlicht.

Gildehuis, 15de eeuw
De volgende ochtend liep ik wat verder door. Eerst buiten de stadspoort om naar de ruïnes van het kasteel van de Teutoonse Orde. Deze ridderorde probeerde vanaf dit strategische punt het heidense Pruisen te veroveren en te bekeren. Torun lag destijds, in de 13de eeuw, in de bufferzone tussen Polen en Pruisen – als je nu op de kaart kijkt is het vrij diep Polen in, ongeveer in het midden van het land.
Het roemruchte fort blijkt een stuk kleiner dan ik gedacht had. Er zijn alleen nog wat funderingen over, nadat in 1454 de burgers de Orde verdreven hadden en het fort platgebrand.

Restanten van het ridderkasteel
Ten westen van het fort ligt de ‘nieuwe’ stad. Deze is bijna net zo oud als de oude stad, hij stamt ook uit de 13de eeuw en werd gebouwd toen er meer huizen nodig waren voor ambachtslieden en industrie. Beide voormalige steden zijn nu aan elkaar gegroeid. Hier ligt de mooiste kerk, in ieder geval van de buitenkant bekeken: de St. Jacobuskerk. Ook deze is helemaal uit bakstenen opgetrokken.

Behalve om baksteen is Torun ook bekend om zijn peperkoeken
Aan het eind van de ochtend wandelde ik via een brug over de rivier de Vistula naar het centraal station. Hoewel Torun in de middeleeuwen zijn rijkdom aan die rivier te danken had, is het nu helemaal geen havenstad meer. Ik zag alleen wat roeiers en plezierboten.