Wat is het?
De Armeense kloosterensembles zijn twee kloosters en een kerk van de Armeens-Orthodoxe kerk in Iran. De apostel St. Thaddeus bracht volgens de legende het christendom naar Armenië, en op deze plek (nu ergens in een uithoek van Iran) zou hij gestorven zijn. Hier werd later, ergens tussen de 7e en 10e eeuw, het St. Thaddeus-klooster gesticht. Deze plaats heeft dus een sterk christelijk-religieuze betekenis, én het is de nalatenschap van de verspreiding van de Armeniërs over dit deel van de wereld. Het klooster is nog steeds een pelgrimsplek voor Armeniërs uit Iran en omringende landen: jaarlijks wordt er in de zomer een groot festival gehouden. Naast het St. Thaddeus-klooster bestaat het erfgoed nog uit twee andere locaties: het St. Stepanos-klooster (zo’n 100 kilometer verderop) en de Dzordzor-kapel. De kapel is in de jaren ’80 door de Iraanse regering geheel en al verplaatst naar een veiliger locatie, in verband met de aanleg van een dam.
Cijfer: 7,5 (Dit was misschien wel het werelderfgoed waar ik me het meest op had verheugd tijdens de voorbereiding van mijn reis door Azerbaijan en Iran. Deze christelijke monumenten zijn een opvallende verschijning op de lijst van de Islamitische Republiek Iran. Maar de Iraniërs blijken met name jegens de Armeneens minderheid erg tolerant. Ik bezocht van de 3 locaties alleen het St. Thaddeus-klooster. Het bezoek en de lange reis ernaar toe waren zeker de moeite waard: dat zoiets überhaupt in zo’n complete staat de tand des tijds heeft doorstaan is al een wonder.)
Toegang: 200.000 rial (5 EUR). Er is een bewaker en een man die de kaartjes verkoopt. Toen wij vertrokken kwamen er ook nog wat Iraanse toeristen aan.
Hoeveel tijd: Anderhalf uur om dit ene klooster te bekijken. Als je met de auto bent, kun je ook nog bij het andere klooster en de kerken behorend tot hetzelfde werelderfgoed langs (reken dan op een zeer volle dag vanuit Tabriz, de dichtstbijzijnde grote stad).
Opvallend:
Zoals het een goed klooster betaamt, ligt het erg afgelegen. Ik hoorde de dag ervoor onze Iraanse gids en Nederlandse reisleider in heftig debat over hoe ver het wel niet is en of het de moeite waard is om er een dagtrip naar toe te maken. Geen van tweeën was er ooit geweest, en had ook niet echt betrouwbare informatie over de afstand en de staat van de weg. Is het nou 240 kilometer enkele reis of retour? Vanuit het Iraanse kantoor komt de mededeling “4,5 uur rijden”. Gelukkig komt er compromis uit dit debat: de bus rijdt voor zij die meewillen, de achterblijvers mogen zich nog een dag vermaken in de stad Tabriz.
Om 7 uur in de ochtend vertrekken we met 75% van de groep richting het oosten, naar het uiterste noordwestelijke punt van Iran. Het St. Thaddeus klooster ligt vlakbij de grens met Azerbaijan en (uiteraard) Armenië. Het eerste deel van de rit gaat nog over de snelweg, maar al snel slaan we af een secundaire weg in. Gezegd moet worden dat ook deze wegen in Iran nog in prima staat zijn. Je mag er 90 kilometer rijden buiten de bebouwde kom. Het gaat alleen niet zo snel omdat er veel plaatsjes zijn onderweg. We doen een korte theestop bij een benzinestation, en rijden dan in één ruk door naar het klooster. Landschappelijk is dit het mooiste deel dat we tot nu toe gezien hebben, met zicht op veel hoge bergen en besneeuwde toppen. Onderweg houd ik ter lering en vermaak nog een praatje in de bus over het werelderfgoed in Iran.

Typisch uitzicht vanuit de bus
Pas de laatste 15 kilometer of zo draaien we een slingerweg op (nog steeds geasfalteerd) en rijden we naar het kale gebergte waar het klooster ligt. Je kunt de twee witte, typisch Armeense torens al van ver zien liggen. De zon heeft de hele ochtend geschenen en hoewel de wolken samenpakken, ligt het complex er fotogeniek bij. Het ligt trouwens niet helemaal in de middle-of-nowhere: ernaast is een armoedig dorpje dat nu door Koerden bewoond schijnt te worden.
Het kloostercomplex is volledig ommuurd. Van een afstandje lijkt de kerk volledig intact te zijn, maar als je er voor staat zie je dat er veel stutwerk nodig is om hem overeind te houden. Binnen zie je ook duidelijk de scheuren in de muren, veroorzaakt door aardbevingen. Het oudste deel van de kerk is gemaakt van zwarte tufsteen, net als de kerken in het moederland Armenië zelf. Later, in de 19e eeuw toen er veel pelgrims kwamen, is er een deel in wit marmer voorgeplaatst en een tweede toren.

Het altaar van de oude kerk
Van binnen is het een sobere kerk, vooral ook door het grijs/zwart van de muren. Er zijn teksten in het Armeense schrift en kruizen in de stenen gekerfd. De buitenkant is veel meer gedecoreerd. In het oude, zwarte deel van de kerk zijn dat alleen drie grote ramen in de vorm van een Armeens grafkruis. In het grotere, witte deel van later datum zijn de bouwmeesters echter helemaal los gegaan. Op verschillende niveaus zijn afbeeldingen van bijvoorbeeld de 12 apostelen en lokale koningen te zien. Maar er zijn ook reliefs van minder herkenbare personen uit de Iraanse folklore, zoals iemand die een koe zit te melken of een ridder te paard.
Je moet echt een paar keer om de kerk heenlopen om het allemaal te kunnen bevatten. Zelfs als we na een uurtje weer in de bus zitten, worden er nog nieuwe dingen ontdekt (de hoofdpoort!). Ikzelf zie in het Unesco nominatiedossier nog een serie afbeeldingen staan die ik nog niet gespot had. Dus ik ga gewoon nog een keer kijken.

Eén van de figuren op de buitenzijde van de Witte Kerk
Als we wegrijden begint het te regenen – het weer is veranderlijk hier in de bergen, in de winter is het klooster helemaal niet bereikbaar. Voldaan rijd ik terug naar Tabriz, 4 uur plus nog bijna een uur extra vanwege file/verkeerd rijden in de grote stad Tabriz. En ook van de 12 medereizigers die niet met het werelderfgoedvirus zijn behept, heb ik achteraf niemand gehoord die spijt heeft gehad van deze lange reisdag om ‘alleen’ dit klooster te zien.