Wat is het?
Het Rwenzori-gebergte is een bergketen in het westen van Uganda, waarvan de hoogste toppen permanent met sneeuw zijn bedekt. Onder de pieken is de op 2 na hoogste berg van Afrika: de Margherita Peak (5109 meter). Het gebergte is ook één van de belangrijkste bronnen van de rivier de Nijl.
Cijfer: 7 (De echt spectaculaire delen van dit gebergte zijn voor gewone stervelingen zoals ik niet te bereiken. De permanente sneeuw heb ik dan ook niet gezien. Wel een tropisch regenwoud, doorkruist door een flinke rivier.).
Toegang: De toegang tot het nationaal park kost 35 dollar, te betalen in een klein kantoortje midden in het bos.
Hoeveel tijd: Ik ben er een dag geweest. De meer serieuze bergwandelaars gaan echter voor de lange tocht langs berghutten: die duurt 9 dagen.
Opvallend: Ik overnachtte in het Trekkers Hostel in Kyanjiki. Hier zit ook het kantoor van de Rwenzori Trekking Services, die de bergwandelingen begeleiden en de paden onderhouden. Het dorpje Kyanjiki is op zich al een bijzonder gezicht: het is een verlaten mijndorp, met veel ingestorte gebouwen en een niet meer werkende kabelbaan. De huizen voor de mijnwerkers zijn nu verhuurd aan gewone mensen, het ziet er erg armoedig uit.

Voormalige mijnwerkershuizen
Het nationaal park trekt jaarlijks slechts zo’n 2700 bezoekers, waarvan minstens de helft lokale schoolkinderen zijn. Toch ben ik niet de enige die vandaag het park in gaat: ook 3 jonge Chinezen hebben de eendaagse wandeling geboekt. De drie (2 mannen en een vrouw) zijn collega’s: ze werken voor een Chinese oliemaatschappij in de Ugandese hoofdstad Kampala. Ze maken het uitstapje naar Rwenzori dan ook als weekendtrip.
De Chinezen willen graag al om half 8 vertrekken, en dat komt mij ook wel goed uit. Zodra de zon opkomt ben je hier toch al wakker. We krijgen 2 gidsen mee, die voor ieder ook lunchpakketten en water meedragen. Voordat we bij de ingang van het park zijn moeten we al 2,2 kilometer lopen – het dorp uit en dan een heuvelrug over. Dit is meteen een lastig klimmetje.
Aan de andere kant van de heuvel lopen we een vallei in. Hier wonen ook nog wat boeren. Ze verbouwen hier meest cassave. Ook hebben ze koeien. Na ruim een uur lopen staan we voor een stenen gebouwtje: dit is de entree tot het park, waar je je naam in het grote boek moet schrijven en het entreegeld betalen. Van iedereen staat er ook bij hoe lang ze in het park blijven, en daaruit blijkt dat er ook nu toeristen met de 9-daagse trek bezig zijn.
Wij lopen verder het park in. We steken via een schommelbruggetje de rivier over, en volgen dan verder een bospad parallel aan het water. Het loopt hier erg gemakkelijk, het is vrijwel vlak en het pad is goed. Eén van de gidsen laat ons een kameleon zien: die is zo goed gecamoufleerd dat het net een dood blaadje lijkt.

Kameleon
De Chinezen lopen iets sneller dan ik, maar stoppen ook heel vaak om foto’s te maken. Dus uiteindelijk trekken we aardig gelijk op. De tweede gids blijft steeds bij mij in de buurt, terwijl de eerste voorop loopt. We rusten een heel tijdje uit op de rotsblokken bij een waterval in de rivier, een erg mooi plekje.
Interessante dieren zien we helaas niet. Apen schijnen er wel te zitten maar die geven niet thuis. Wel is er een grote variatie aan planten.
Na zo’n 3,5 uur lopen verlaten we het bospad om nog één steile klim te maken. Die gaat ons brengen naar het eindpunt van deze wandeling: de Musenge rots-schuilplaats. Die ligt op 2.240 meter, waardoor we vandaag zo’n 500 meter moeten stijgen. Vooraf had ik de wandeling als zwaar ingeschat, en speelde zelfs met het idee om bij de toegang tot het park af te haken. Maar het eenvoudige bospad gaf me voldoende energie om door te zetten tot het einde.
We komen er tegen twaalf uur aan. Tijd om de lunchpakketten open te maken. De schuilhut is niets meer dan dat, een overkapping bij een overhangend rotsblok. Hier overnacht soms parkpersoneel dat aan de paden werkt, of die groepen bergbeklimmers begeleiden. Dat afdakje komt ons opeens ook goed van pas, want het begint plotseling te regenen.

Het hoogste punt bereikt van deze wandeling
We blijven schuilen tot 1 uur, maar moeten toch een keer aan de nog lange terugweg beginnen (het is 9 kilometer dalen en stijgen). Het regenwoud doet zijn naam deze middag echt eer aan: het blijft maar regenen. Ik heb wel een regencape bij me, maar ben desondanks volledig doorweekt. De terugtocht wordt dus een zo snel mogelijke mars terug naar het hostel. We stoppen alleen nog even bij de parkingang, waar we het hutje van de beheerder met onze natte spullen bevuilen. Uiteindelijk is het half 5 als ik samen met de laatste gids weer bij het vertrekpunt aan kom.