De eerste ochtend in Kigali begint met een ontbijt op het terras van mijn hotel, het Step-Town Motel. Het ligt op één van de vele heuvels die Kigali rijk is. Je hebt dus meteen mooi uitzicht bij het eten.
Ik ga eerst maar eens te voet het centrum in. Gisteravond was het me niet gelukt om Rwandese Francs te pinnen: beide geldautomaten op het vliegveld werkten niet. Je kunt hotels en andere toeristische dingen wel in dollars betalen (waarvan ik er een hele stapel mee heb), maar voor openbaar vervoer of supermarktjes moet je toch wel wat lokaal geld hebben. De ontbijtserveerster wijst me de weg naar de stad. Eerst de onverharde weg aflopen waaraan het hotel ligt, en dan bij de kerk naar rechts.

Zicht op het centrum van Kigali
Er zijn wel wat andere mensen op straat, ook meest te voet. Van een buitenlander kijken ze hier niet op. Je loopt er lekker op je gemak en ik word niet aangesproken of nagekeken. Alleen een klein jongetje roept me een vrolijk “Merry Christmas!” toe. Ik heb maar een beperkte plattegrond van Kigali centrum en het is moeilijk oriënteren met al die heuvels en slingerwegen. Maar uiteindelijk kom ik wel bij een grote rotonde met verschillende supermarkten en ook geldautomaten. Bij de tweede automaat is het raak en krijg ik Rwandees geld in brandschone briefjes.
Na meteen maar even wat water te hebben gekocht, houd ik een brommertaxi aan om me naar Kigali’s Genocide Museum te brengen. Het blijkt maar een paar minuten rijden te zijn, weer een andere heuvel op. Maar voor 50 cent hoef je het niet te laten. Het museum wordt stevig bewaakt, ze willen zien wat ik in mijn rugzak en broekzak heb. Er zijn sowieso wel veel politieagenten en militairen in de straten, vooral op kruisingen en bij overheidsgebouwen.
Het Genocide Museum is in 2004 geopend ter herinnering aan de Rwandese genocide die precies 10 jaar daarvoor plaatsvond. Het bestaat uit een gebouw met verschillende tentoonstellingen en een buitenterrein. De entree is gratis maar ik betaal wel 14 EUR voor een audiogids. Het commentaar op de audiogids hebben ze zelfs in het Nederlands.

Herdenkingsmuur bij het Genocide Museum
De tentoonstelling maakt duidelijk dat hoewel de massaslachting onder de Tutsi’s en gematigde Hutu’s honderd dagen duurde, er al sinds de Belgisch-koloniale tijd en na de onafhankelijkheid in 1962 een klimaat geschapen werd waarin dit mogelijk werd. Op het buitenterrein om het museum heen zijn 250.000 slachtoffers herbegraven in een soort monumentale massagraven. Erbij ligt een rozentuin en kleine parkjes bedoeld voor contemplatie. Dit Genocide Museum is vooral ook bedoeld voor nabestaanden, hoewel er meer buitenlanders lijken te komen dan Rwandezen.
Bij het museum is ook een klein restaurant. Ik eet er een gezonde lunch van vers ananassap en een salade. Als ik klaar ben is het nog vroeg, half één. Ik laat me naar de tweede “attractie” van Kigali brengen: het voormalig Presidentieel Paleis. Dat betekent een flink eind achterop de brommertaxi. Het paleis ligt voorbij het vliegveld, in het voorstadje Kanombe. We doen er zeker 20 minuten over.
Het paleis werd gebouwd in 1974, en is door slechts 2 presidenten bewoond. Het is nu half vervallen, half een museum. Je mag er geen foto’s van maken (volgens mij schamen ze zich er een beetje voor). Na betaling van 6000 franc entree (7,20 EUR) leidt een vrouw me rond over het uitgestrekte terrein. We beginnen buiten, en zien o.a. het zwembad, de bar, de tennisbaan en het terrarium waarin een door de Congolese president Mobutu geschonken python leefde. Op een veldje achter een muur ligt nog wat goed bewaakt Rwandees erfgoed: de brokstukken van het neergeschoten vliegtuig dat op 6 april 1994 uit de lucht werd geschoten, met de president erin. Dit was de aanleiding voor het uitbreken van de genocide.

Achter deze muur ligt het zwaarbewaakte paleis
Binnen wordt het pas echt surrealistisch. Het paleis is meer een luxueuze villa, met ontelbare kamers en badkamers. Echt op z’n gemak was de president hier niet: hij liet een alarm aanbrengen op de traptreden zodat hij kon horen of er ongenode gasten omhoog kwamen. Ook is er in een wandvullende houten kast (waarin hij ook zijn geweren bewaarde) een geheime deur, die leidt naar een vluchtroute en zijuitgang. Verder spaarde de president giften van bevriende staatshoofden – zo hangt er een heel lelijk Noord-Koreaans wandtapijt met afbeeldingen van herten in één van de pronkkamers.
Op de heenweg heb ik gezien dat er vlakbij het paleis een drukke bushalte is. Dus ik besluit mijn openbaar vervoer-ervaring in Rwanda wat uit te breiden met het nemen van de stadsbus terug. Het is een moderne, nette bus. Een conducteur verkoopt losse kaartjes, à 30 cent per rit. Hij verzekert me dat de bus naar het centrum van Kigali gaat. Ik herken de route ook als dezelfde op de heenweg. Alleen stap ik dit keer uit in het ‘echte’ centrum van Kigali: een lange winkelstraat met zelfs een glimmende wolkenkrabber, de Kigali Tower.

Brommertaxi’s wachtend op klandizie
Tegen half 4 heb ik het wel gezien. Het begint ook te spetteren, een mooi moment om terug naar het hotel te gaan. De eerste brommertaxi die ik aanhoud weet niet waar het hotel is. Na enig overleg komt er een ander bij die het wel zegt te weten. Het is inmiddels behoorlijk gaan regenen, dus ik waag het er maar op. Herinneringen van de barre tocht achterop de motor door de bergen van Myanmar van een paar maanden geleden komen weer naar boven. De weg naar het hotel is ook onverhard en steil. Maar gelukkig weet de chauffeur het inderdaad te vinden en blijkt het niet ver te zijn.