Ik heb nog een dag ‘over’ in Bagan, en besluit een deel daarvan te wijden aan twee houten kloosters die op de lijst van mogelijk nieuw werelderfgoed staan. Ze heten Pakhangyi en Pakhannge, en liggen zo’n anderhalf uur ten noorden van Bagan. Om kwart over 8 in de ochtend staat de auto met chauffeur al klaar die me er heen gaat brengen.
Het zijn twee vrij obscure kloosters, maar gisteren bij het reisburootje waren ze zelfverzekerd over de route. Hopelijk is de chauffeur dat ook, hij spreekt nauwelijks Engels dus ik kan het hem niet vragen. We rijden rustig noordwaarts. De regio rond Bagan is niet zoveel aan. Bij de stad Pakkoku slaan we af, en rijden dan direct door naar het Pakhangyi klooster.
Deze hebben we maar alvast gevonden. Het is een groot teakhouten klooster uit 1886. Hij staat op 254 houten pilaren, in dezelfde stijl als de Shwenandaw Kyaung die ik vorige week bezocht in Mandalay. Het is niet langer in gebruik, en ik moet er ook 5000 kyat (3,50 EUR) entree betalen. Als ik binnen ben komen er zowaar nog meer (Birmese) bezoekers. Vooral de bewerkte deuren, met in het hout uitgesneden koppen, zijn erg mooi.
Na een half uurtje stap ik weer in de auto. De chauffeur rijdt het weggetje in naar Pakhannge, zoals dat ook in één zin in mijn reisgids staat beschreven. Gisteren bij het reisburo vertelden ze me dat ik met een bootje de rivier over moet steken om er te komen. De taxi zou dan aan de kant op met blijven wachten. Over die oversteek staat niks in de reisgids, en op internet heb ik ook geen verdere aanwijzingen kunnen vinden.
We rijden een kilometer of 5 over een smalle geasfalteerde weg over het platteland. Voor ons rijdt een verkiezingsstoet van de NLD, de partij van Aung San Suu Kyi. Er is in het dorp een bijeenkomst die druk wordt bezocht.
De weg eindigt inderdaad aan het water. Dit is de Chindwin rivier, nogal breed. De dorpelingen zijn vast blij dat ik kom, want de veerman komt meteen in actie. Overal vandaag komen opeens ook andere passagiers die naar de overkant willen. Een jongen met een motor brengt me tot aan de steiger, en biedt dan aan me verder te gidsen aan de overkant. Dat lijkt me wel handig, dus hijzelf en de motor gaan mee op de veerboot.
We varen in een minuut of 5 naar de andere oever. Helaas begint het te regenen, zelfs te gieten als we aanleggen. Ik schuil eerst bij een winkeltje, maar dan krijgt mijn ‘gids’ er blijkbaar genoeg van en regelt een paraplu voor mij. Hij loopt voor me uit door de straten van Pakhannge op weg naar.. waar naar toe eigenlijk? Niemand spreekt hier Engels, ik heb hem “Pakhannge Kyaung” als bestemming genoemd (het klooster van Pakhannge).
Door de regen is de weg één grote blubbermassa geworden. De jongen loopt steeds doelbewust een meter of 50 voor me uit, hij is vast niet bang om uit te glijden. Uiteindelijk komen we uit waar ik al bang voor was: bij het ‘moderne’ klooster van Pakhannge. Myanmar staat vol met kloosters, dus om precies die ene aan te wijzen waar ik naar op zoek ben (die oude houten) is nogal lastig.
Van het teakhouten klooster van Pakhannge weet ik niet veel meer dan dat het op 332 palen heeft gestaan. Die palen staan in ieder geval nog overeind, het gebouw zelf schijnt ingestort te zijn. Ik laat de nieuwsgierige aanwezigen in het nieuwe klooster van Pakhannge wat van mijn foto’s van eerder op de dag zien met daarop het houten klooster van Pakhangyi, in de hoop dat er een belletje bij ze gaat rinkelen. De foto’s worden enthousiast herkend als zijnde van Pakhangyi, en ze wijzen naar de weg waar ik net vandaan ben gekomen met de taxi. Ja waar Pakhangyi is weet ik wel, daar was ik een uur geleden al. Maar waar het klooster van Pakhannge is gebleven?