Elke dag vertrekt er uit Mandalay om 4 uur in de nacht een trein naar het noorden, de bergen van de Shan deelstaat in. Hij rijdt o.a. naar Hsipaw, mijn volgende bestemming. Ik slaap in een hotel vlakbij het station, dat goed op vroege treinreizigers is ingesteld. Ik krijg een wake-up call om 3.15 uur en een ontbijtpakket mee voor in de trein. Op straat blijkt maar weer eens dat het leven zeer vroeg begint hier in Myanmar: diverse straatstalletjes zijn al geopend, en er komt ook al een brommertaxi op me af. Ik hoef echter maar een paar minuten te lopen voor ik op het grote station sta.
Gisteren had ik al een kaartje gekocht en bij daglicht het station een beetje verkend zodat ik weet waar ik moet zijn. Het is er vrij smerig en er slapen ook wat mensen die van het gebouw hun thuis hebben gemaakt. Verder is het niet druk en ik word richting het juiste spoor gewezen. Ik zit in de eerste klas (heel mooi Upper Class geheten hier), een kaartje kost daarvoor 4.000 kyat/2,80 EUR. Aan de ene kant van het gangpad zijn 2 stoelen, aan de andere 1. Ik heb stoel A3, alleen aan het raam. De stoelen voor mij worden ook bezet door toeristen, Nederlanders naar later blijkt. Voor de rest blijft de coupé leeg op de conducteur en een politieman na.
Keurig om 4 uur zet de trein zich in beweging. Er zit geen glas in de ramen: de keuze is om of het ijzeren rolluik naar beneden te laten, of om het helemaal open te doen. Dat laatste waait dus goed door, en is ook handig om foto’s te kunnen maken. De eerste 2 uur van de rit is het nog donker, maar je ziet de mensen al wel bezig in het licht bij hun huizen.
De trein stopt op ieder tussenliggend station – er is immers maar één trein per dag. Vaak is het niet meer dan een halte. Zo vroeg stappen ook al schoolkinderen in. Die dragen hier in heel Myanmar een uniform van witte blouse met groene rok/broek. Ze gaan (uiteraard!) in de tweede klas zitten, die al goed gevuld begint te raken maar tijdens de hele route nooit overvol wordt.
Als we eenmaal Mandalay en zijn voorsteden uit zijn, wordt het al snel groener en bergachtiger. De trein manoevreert zich een weg omhoog. Dat doet hij via het zigzag-mechanisme: op de steile stukken rijdt hij eerst een stuk vooruit, dan wordt er een wissel omgelegd en rijdt hij achteruit het volgende stukje. Tegen 8 uur komen we aan bij de eerste grotere plaats: Pyin Oo Lwin. Vanwege zijn hogere ligging werd het in de koloniale tijd door de Britten als “hillstation” gebruikt – een verblijf in de koelte, weg van de hitte van de Birmese vlakte.
In Pyin Oo Lwin blijft de trein ruim een half uur staan. Er worden nog wat extra treinstellen gekoppeld, want er komen veel mensen bij. Ook meer toeristen. De Nederlanders in mijn coupé en ik vermaken ons ondertussen met 4 kinderen die op de naastliggende rails aan het spelen zijn. Ze zien er zo smoezelig uit dat ik bang ben dat ze ook op het station slapen. Eentje heeft een speelgoedpistool en mikt daarbij lachend op ons. Maar hij gooit het ons net zo makkelijk toe, om ons ook de kans te geven hem te beschieten.
In een andere plaats verbazen we ons over een schouwspel dat zich naast onze coupé ontwikkeld. Er staat een los treinstel op het andere spoor, waarvoor zich een groepje Birmezen heeft verzameld. Op een gegeven moment gaat er een schuifdeur open, en blijkt er een kantoortje te zijn ingericht in het treinstel. De mensen worden één voor één naar binnen geroepen, moeten hun handtekening zetten en krijgen dan een formulier mee. Het zijn allemaal ouderen, zou het iets met pensioen te maken hebben? Wel een aparte plek, en ze maken het de oudjes ook niet gemakkelijk omdat ze via een raar opstapje het treinstel in moeten klimmen en maar weer moeten zien hoe ze veilig beneden komen.
De trein rijdt vervolgens door een landbouwgebied. Nog in de buurt van Pyin Oo Lwin valt op dat ze veel bloemen telen. Verderop gaat het richting maïs, kool en wortelen. Er zijn veel mensen (vrouwen) op het land aan het werk.
Langzamerhand naderen we het bouwkundige hoogtepunt van dit treintraject: het Gokteik Viaduct. De brug stamt uit 1901 en had in die tijd de hoogste overspanning binnen het Britse koloniale rijk. Hij is trouwens door een Amerikaans bedrijf gebouwd, dat het in delen vanuit de VS hiernaar toe heeft verscheept. Je kunt hem al van ver zien liggen, hij overspant een kloof met rivier en watervallen. De rit over de brug zelf gaat tergend langzaam, hopelijk om de passagiers wat extra te laten genieten en niet omdat hij zo kwetsbaar is.
In de buurt van Hsipaw zien we vooral terrassen met rijstvelden, altijd een mooi gezicht. De rit van 206 kilometer zit er dan bijna op: keurig op schematijd om 15.30 uur arriveren we. Op het station staat al een groot welkomstcomité te wachten vanuit de verschillende guesthouses en hotels ter plaatse. Tot mijn verrassing houdt er ook iemand een bordje met mijn naam omhoog. Ik had vooraf al ergens een kamer gereserveerd, en het blijkt een goede gok van het hotel dat ik wel in deze trein zou zitten. Met een pick-up word ik vlot naar mijn bestemming getransporteerd.
Dit was zeker één van de mooiste treinreizen die ik ooit heb gemaakt. Het landschap is heel afwisselend, van bergen tot rijstvelden. Langs de hele route wonen ook mensen, dus er is ook veel bedrijvigheid. In de Upper Class zit je echt comfortabel, met meer beenruimte dan in de Businessclass in een vliegtuig. En de trein stopt vaak langer op de grotere stations, zodat je er ook even uit kunt om wat rond te lopen, te kijken en wat snacks te kopen.
Een gedachte over “De trein naar Hsipaw”