Na een Nicaraguaans ontbijt met gallo pinto (rijst met bonen) start ik de gestructureerde verkenning van Granada. Dit is de op twee na grootste stad van Nicaragua, maar het heeft maar zo’n 80.000 inwoners. Het is ook de meest toeristische plaats van het land: vooral veel Amerikaanse ouderen strijken hier in de winters tijdelijk neer. Granada vaart er wel bij.
Ik heb een printje bij me van een wandelroute uit de Lonely Planet: die laat je alle hoeken van de stad zien in 5 kilometer en 4 uur. Het begint centraal, in het gedeelte rondom de grote gele kathedraal. Hier ben ik gisteravond ook al even geweest. Er is een groot plein en een voetgangerszone met allemaal bars en restaurants, gericht op de buitenlandse gasten. Vanaf hier loop ik naar de eerste kerk van de dag: eentje die is voortgekomen uit een fort.
Zolang je maar in de schaduw loopt is het wandelen goed te doen. Het is hier elke dag boven de 30 graden, maar het waait ook wel. De stad Granada ligt net als het eiland Ometepe waar ik 2 dagen geleden was aan het grote Meer van Nicaragua. De wandeling voert me even langs de waterkant. In deze buurt is verder niet veel te zien, behalve de “gewone” huizen van Granada. Ze zijn in vrolijke kleuren geschilderd en hebben stenen dakpannen.
Wat me hier opvalt (zeker ook ’s avonds goed te zien) is dat de mensen net als in Cuba half binnen / half buiten zitten. Sommigen hebben een veranda, anderen hebben gewoon de voordeur openstaan zodat je naar binnen kunt kijken wat men aan het doen is. Overdag wordt vaak oma of opa in een schommelstoel in de deuropening geposteerd, dan kunnen ze mooi de hele dag naar buiten kijken.
Via een lus loopt de wandelroute weer terug naar het centrale plein. Iets ten zuiden daarvan ligt de grote markt. Hij ligt vlakbij het busstation waar ik eergisteren aankwam. Zo’n gewone warenmarkt zie ik toch liever dan zo’n souvenirmarkt als gisteren in Masaya. Op de markt hier in Granada kun je voor van alles terecht: er zitten mensen met naaimachines om je kleding weer in orde te maken, er is een meubelstraat, er zijn rijen en rijen met schoenen, veel waspoeder ook.
Blijkbaar wordt er ook levende have verkocht (hoewel ik de bron niet heb kunnen vinden): twee keer kom ik iemand tegen met een levend varken in zijn armen.
Ik neem in het centrum nog wat te drinken, en loop dan verder naar het westen. Hier staat ook een grote kerk, La Merced. Het is best een mooie kerk, maar het beste eraan is toch de hoge toren. Voor 25 cordoba (80 cent) mag je hem beklimmen. Er is een smalle wenteltrap omhoog. En dan heb je uitzicht over de karakteristieke daken en kerken van Granada. Ook hier doet het aan Cuba denken, aan Trinidad om precies te zijn.
Via nog een stel bonte kerken en een volkswijk kom ik uiteindelijk aan de uiterste rand van Granada. Hier ligt het 18e eeuwse Spaanse Fort La Polvora. Granada staat ook op de Voorlopige Lijst van het Werelderfgoed, en dit en andere vestingwerken rondom de stad wordt met name genoemd in de nominatie. Helaas is het hek vandaag gesloten. Ik maak daarom maar rechtsomkeert, terug naar het hart van de stad voor lunch. Inclusief stops heb ik inderdaad zo’n 4 uur gedaan over deze uitgebreide verkenning van Granada. Ondanks de toeristische inslag is dit toch zeker de mooiste stad van Nicaragua.