Wat is het?
De Ruïnes van Léon Viejo zijn de overblijfselen van één van de oudste Spaanse nederzettingen in Amerika. In zijn bloeitijd woonden er ruim 200 Spaanse gezinnen, waren er drie kloosters met elk een kerk en ruim opgezette openbare gebouwen. Deze Spanjaarden hielden duizenden lokale Indianen onder de duim. De plaats werd gesticht in 1524, en weer verlaten in 1610 na een grote aardbeving. Sindsdien is het onaangeroerd gebleven. Pas in 1967 is het herontdekt en zijn de eerste opgravingen gestart. Leon Viejo ligt aan het grote meer Lago de Managua én aan de voet van de Momotombo-vulkaan.
Cijfer: 6,5 (Er is wel heel weinig van over. Het meeste zit nog onder de grond, is nooit opgegraven. Of het is er gewoon niet meer. Het verhaal is ook een beetje hetzelfde als bij het 5 jaar oudere Panama Viejo, waar ik een paar dagen geleden was: het gaat hier om één van de vroegste Spaanse steden, die al na relatief korte tijd werd verlaten vanwege zijn ongunstige ligging en andere rampspoed.)
Toegang: De entree kost 5 dollar. Daarbij is een rondleiding met een gids inbegrepen. Ze schijnen ook Engelstalige gidsen te hebben, maar men keek erg opgelucht toen ik zei dat ik wel genoeg Spaans versta om een verhaal in die taal aan te kunnen. Aan het gastenboek te zien, dat je verplicht moet signeren, komen er zo’n 5 tot 10 buitenlandse toeristen per dag. Ik was vandaag om 10 uur de eerste.
Hoeveel tijd: De rondleiding duurde ongeveer een uur. Het is nog best een uitgestrekt terrein, en er zijn drie tentoonstellingsruimtes.
Opvallend: Na de dagtocht van eergisteren per lokale bus naar Portobelo heb ik de smaak van het Middenamerikaanse openbaar vervoer helemaal te pakken. Dat de 45 kilometer van Léon naar Léon Viejo dan ook alleen te overbruggen is met twee afgeschreven schoolbussen, maakt de trip des te leuker. Het kost alleen veel tijd, dus ook vandaag ben ik al weer vóór 8 uur op pad.
Vanaf het busstation in Léon pak ik een express-bus richting Managua, die net op punt van vertrekken staat. De omgebouwde Amerikaanse schoolbussen die in Panama op hun retour zijn, zijn hier in Nicaragua nog steeds het belangrijkste vervoermiddel. Na een kilometer of 30 stap ik uit in de plaats La Paz Centro. Hier moet ik overstappen richting Puerto Momotombo, het plaatsje waarbij de ruïnes liggen. Een man die bij me in de eerste bus zat, helpt me een tuktuk in om me naar de volgende bus te brengen – die vertrekt namelijk vanaf de andere kant van de stad.
Met de rit naar Puerto Momotombo ga ik echt het Nicaraguaanse platteland op. We delen de onverharde weg met fietsers, brommers en paard-en-wagens. De mensen leven hier van de landbouw. Af en toe passeren we een groot informatiebord met leuzen die in Cuba niet zouden misstaan. De slogan van de Sandinisten (voormalig marxisten) die weer aan de macht zijn, is: “Nicaragua: Christelijk, Socialistisch, Solidair”. Dat is blijkbaar ook van toepassing op de aanleg van wegen: het bord vermeldt verder dat de weg naar Puerto Momotombo wordt geasfalteerd.
In de omgeving liggen twee grote vulkanen die het landschap domineren. Het is een mooie en rustige rit, die na drie kwartier eindigt aan het einde van het dorp en bij het bord naar de ruïnes. De buschauffeur wijst me nog even de weg, maar het is niet te missen. Na het betalen van de entree krijg ik gids Laetitia mee. Ze vertelt aan één stuk door, in het museum waar de bewijzen te zien zijn dat de inheemse Nicaraguanen contact hadden met Peru voordat de Spanjaarden kwamen. En op het terrein met de opgravingen. Daar ben ik (tot haar verbazing) misschien wel meer geïnteresseerd in de vogels, een eekhoorn en bomen met mij onbekende vruchten dan in de oude stenen.
Na een uurtje rondgeleid te zijn over het terrein, wordt het tijd voor de bus terug. Ik meld me in de hoofdstraat van Puerto Momotombo. Geen idee wanneer de bus komt, maar het is geen straf om hier te wachten. Ik zit lekker in de schaduw voor een winkeltje, en laat het leven op straat aan me voorbijtrekken. Ik zie meerdere straatverkopers, die van deur-tot-deur gaan om hun producten zoals plastic spul en fruit te verkopen. Verder wordt er hier heel wat gefietst door jong en oud. Er is trouwens veel “jong” op straat, je vraagt je af of die niet op school zouden moeten zitten. Ook zwerven er enkele uitgemergelde honden in het rond.
Langzamerhand krijg ik gezelschap op de trappen voor de winkel. De bus is vast in aantocht. Om het nog even duidelijk te maken dat hij eraan komt, toetert hij al van verre. Een zitplaats vinden is net als vanochtend geen probleem. De overstap gaat dit keer ook vlot, en voor een totaal aan 1 dollar (enkele reis) sta ik na zo’n 2 uur weer in mijn overnachtingsplaats Léon.