Wat is het?
De Monte Perdido (of Mont Perdu in het Frans) is met 3355 meter de op twee na hoogste piek in de Pyreneeën. Hij ligt in het gelijknamig kalksteengebergte op de grens tussen Spanje en Frankrijk. Er is een groot verschil in landschap en klimaat tussen de noordzijde (in Frankrijk) en de zuidzijde (in Spanje). De droge Spaanse kant kent twee diepe kloven, en de vochtige Franse drie (half cirkelvormige) keteldalen. Dit is een gemengd werelderfgoed: naast de natuur wordt net als in Madriu in Andorra het cultuuraspect van herders en hun kuddes in ere gehouden.
Cijfer: 7,5 (Op de mooiste punten doet het wat aan een Amerikaans Nationaal Park denken: die roodgekleurde rotswanden, de diepe kloof waar je doorheen loopt, de vele watervallen. De piek van Monte Perdido zelf bleef vandaag helaas verscholen achter de wolken. Over het algemeen vind ik de Alpen toch spectaculairder, misschien komt dat doordat je daar met kabelbaantjes erg hoog kunt komen en prachtige vergezichten krijgt over rijen van hoge pieken.).
Toegang: Ik bezocht het Ordesa Nationaal Park aan Spaanse zijde. Er is geen officiële ingang en dus ook geen entreeprijs. Wel moet je er (in de zomer) met een shuttlebus naar toe vanaf het dichtstbijzijnde plaatsje Torla. Een retour voor de bus kost 4,5 EUR.
Hoeveel tijd: Je kunt er verschillende wandelingen maken. Ik ben zo’n 6 uur in het park geweest.
Opvallend: Vantevoren twijfelde ik over een wandeling van 7 uur bovenlangs, of van 5 uur door het dal van de vallei. Mijn ervaringen in Andorra twee dagen geleden deden me besluiten om voor de kortere route te kiezen: minder klimmen en minder nat als het gaat regenen. De weersverwachting voor deze zaterdag is overigens prima, slechts 5% kans op neerslag. Om half 8 sta ik dan ook al bij de bushalte in Torla om de shuttlebus naar het nationaal park Ordesa te nemen. Er komen nog 10 andere vroege wandelaars opdagen voor het ritje van een kwartier.
Bij de ingang van het park is niet veel te beleven, alle wandelingen starten vanaf het parkeerterrein en dat is het wel zo’n beetje. Ik loop de route naar de Cola de Caballo, een waterval aan het eind van de vallei op 3 uur loopafstand. Heen en terug is de route 17 kilometer. Het eerste uur loop je over een bospad. Hoewel het geleidelijk omhoog gaat, is het nog flink klimmen. Ik begrijp meteen waarom de heenweg 3 uur duurt en de terugweg over hetzelfde pad maar 2 uur. Behalve een heel klein muisje zie ik niets vermeldenswaardigs.
Na anderhalf uur begint het pas mooi te worden: dan ben je het bos uit en loop je langs de rivier midden door de vallei. Op dit gedeelte is het pad vlak. Het is heerlijk lopen. Het ruikt ook nog eens lekker door de vele bloemen die langs de kant in bloei staan. Op een enkele langeafstandswandelaar (te herkennen aan grote rugzak) na, kom ik niemand tegen. Ik zit een tijdje op een steen aan het water om wat te eten en te drinken, een heerlijk plekje.
Iets verderop kom je bij een deel met een reeks watervallen in de snelstromende rivier. Hier moet je langsklimmen. Dit blijkt de voorbode te zijn voor het derde soort terrein dat de route aandoet. Bovenaan de klim wacht een echte hoogvlakte. In de verte zie je de Monte Perdido en zijn buren, allen half in de wolken. Er loopt een recht pad naar het einde van de vallei, net onder die bergen. Je zit hier een stuk hoger en het is er ook voelbaar kouder. Er groeit niet veel meer.
Vlakbij de afsluitende waterval (de Cola de Caballo) ligt een kudde koeien te luieren. Twee hebben het vast koud, die staan dicht tegen elkaar aan. De waterval zelf is hét punt voor alle wandelaars om de meegebrachte snacks of lunch op te eten. Er zijn nog een stuk of 4 anderen als ik er aankom, en er komen zelfs al 2 mensen naar beneden van het hoge pad langs de bergwand. Hoe vroeg moeten die wel niet weg zijn gegaan, of ze lopen gewoon snel.
Ik pauzeer er een minuut of 20. Het is te fris om lang te zitten, dus ik begin maar weer aan de terugtocht. Helaas is dat over hetzelfde pad. Je merkt wel meteen dat het zo aan het einde van de ochtend een stuk drukker wordt. In totaal kom ik minstens 100 wandelaars tegen in de ruim 2 uur die de terugtocht duurt. Sommigen hebben hele kleine kinderen bij zich, ik vraag me af of die het einde van de vallei halen. Misschien gaan ze alleen bij de eerste watervallen kijken.
Tegen half 2 ben ik weer terug bij de ingang, waar de volgende shuttlebus alweer staat te wachten. Ik merk nu al dat ik behoorlijk stijf ben geworden door de voortdurende afdaling op de terugweg.