Er wonen in heel Andorra maar zo’n 85.000 mensen, en de officiële taal is Catalaans. Het land is pas na de Tweede Wereldoorlog uit zijn isolement gekomen, dankzij de toeristenindustrie die de weg naar dit belastingluwe bergstaatje goed heeft weten te vinden. Andorra is trouwens niet meer het belastingparadijs van vroeger: de staat heft al enkele jaren BTW (4%), en vorig jaar is voor het eerst inkomstenbelasting aangekondigd onder druk van de EU in verband met de internationale jacht op belastingontduikers.
Dit is mijn eerste “echte” bezoek aan dit Pyreneeënland: een jaar of 25 geleden ben ik er wel eens met een bus op weg naar Spanje doorheen gereden, maar daar staat me verder niks van bij. Nu ga ik er het enige werelderfgoed bekijken dat het land rijk is, en gewoon anderhalve dag even de sfeer opsnuiven.
Ik heb een auto gehuurd op het vliegveld van Barcelona, en rijd vanaf daar rechtstreeks naar het noorden de bergen in. Na twee uur is de Spaanse snelweg ten einde (een irritante tolweg trouwens waar je om de haverklap een paar EUR moet betalen), en rest nog een soort provinciale weg Andorra in. Andorra is geen lid van de EU of Schengen, maar de grenscontrole stelt niks voor. Ik had nog wel speciaal mijn paspoort uit mijn rugzak gehaald, maar de grens is onbemand.
Al direct over de landsgrens zie je waar Andorra tegenwoordig zijn bestaansrecht aan ontleent: goedkope boodschappen voor de Spaanse en Franse buren. Aan uiterlijk vertoon doen ze hier niet, het bewoonbare deel van het bergachtige land is gewoon volgebouwd met reuzensupermarkten. Toevallig moet ik ook wat eten en drinken inslaan voor mijn wandelingen de komende dagen, dus bij de eerste de beste supermarkt ga ik naar binnen. Echt ongelooflijk groot, en zelfs de karretjes en mandjes hebben een reuzenformaat. De mensen die hier boodschappen doen nemen vast altijd heel veel in één keer mee. Voor een luttele 10 EUR slaag ik ook goed met een boodschappentas vol.
Andorra bestaat wel uit verschillende dorpen en steden, maar die zijn zo aan elkaar gegroeid dat je het verschil niet eens meer ziet. Het is eigenlijk één grote agglomeratie met vooral veel benzinestations en winkels. Andorra la Vella is de hoofdstad, en mijn verblijfplaats Engolasters ligt daar iets boven tegen de bergwand. Je komt er via een leuke slingerweg met haarspeldbochten.
Aan deze weg ligt een 12e eeuws kerkje dat op de Voorlopige Lijst voor het Werelderfgoed staat. Dat moet ik dus even zien, hoewel de kans klein is dat het ooit op de echte lijst komt. Het is niet te missen, je rijdt er gewoon langs. Letterlijk dan ook, want ik zie geen parkeerplaats in de buurt. Even verderop keer ik daarom maar, en rijd nog eens hetzelfde stuk naar beneden en dan weer naar boven. Na nog eens goed kijken lijkt het wel vertrouwd om mijn hele kleine Hyundai langs de kant van de weg te zetten.
Heel veel is er niet aan te zien. Het ziet er oud en breekbaar uit. Je zou haast gaan vrezen voor een flinke storm. De ranke klokkentoren is het mooiste deel. De deur is op slot dus ik maak wat foto’s en ga dan weer verder.
Slechts een paar kilometer verderop, aan het eind van de weg, ligt mijn hotel voor deze nacht. Aan de grootte van de parkeerplaats te zien krijgt Hotel Camp del Serrat flink veel bezoekers. Misschien zijn het ook dagjesmensen, die in de buurt wandelen en eten in het restaurant van het hotel. Ik word bij de receptie zelfs al herkend (“Elsa?”), en krijg kamer nummer 13. Ook meld ik me aan voor het diner van vanavond: bij het hotel zit het enige restaurant in verre omstreken.
Het weer is de hele middag al een beetje instabiel: bewolkt, af en toe een regenspetter. Maar ik ben al zo vroeg in het hotel dat ik best deze middag nog een korte wandeling kan doen. Ik neem de route rond het Meer van Engolasters. Dat ligt naast het hotel. Van een gemarkeerde route is trouwens maar weinig te zien, maar het spreekt voor zich: je ziet het meer de hele tijd liggen. Het ligt op 1620 meter hoogte, en op de achtergrond zie je zelfs nog besneeuwde bergtoppen.
De temperatuur is een aangename 18 graden en ik maak in een uurtje een ruime ronde. Vast een beetje inlopen voor de wandeling van morgen, maar dat heb ik zondag natuurlijk ook al wel gedaan toen we ruim 2 uur liepen. Er wandelen nog een paar andere mensen, maar druk is het niet.
Ik loop bovenlangs door het bos terug. Langs de kant van de weg staan de bloemen in bloei, en vooral ook de roze rododendrons. Een mooi gezicht.
Terug bij het beginpunt loop ik nog een stukje de grote weg naar beneden. Hier had ik vanuit de auto een informatiekiosk gezien, en daarvandaan vertrekken ook de wandelingen. Ik krijg van de man in de kiosk een wandelkaart van de Madriu-vallei mee, en hij raadt me ook de route aan die ik zelf ook al van plan was te gaan lopen. Een redelijk gemakkelijk pad van 13 kilometer zo het werelderfgoed in. Hoe dat verloopt zien we morgen wel. Nu is het tijd voor wat ontspanning op de kamer, en afwachten wat de pot schaft (konijntje geloof ik).