Gisteren zijn we naar Rawanduz komen rijden via de bovenroute van de Hamilton Road, en vandaag verlaten we het via de benedenroute door het dal. De Hamilton Road is tussen 1928 en 1932 door de Britten aangelegd om de handel met buurland Perzië te vergemakkelijken. De Britten waren de baas in Koerdistan (en de rest van Irak) tussen 1920 en 1932. Er is maar weinig wat daaraan nog herinnert. Geen bordje over meneer Hamilton dus: het is nu een goed geasfalteerde doorgaande weg.
Het is de hele nacht flink door blijven regenen en er hangen dikke wolken. Door de raampjes van de bus zien we nauwelijks nog iets. Toch moet je er af en toe uit voor een fotostop. Zo is daar de bekendste waterval van Irak: de Gali Ali Beg. Hij is zo bekend omdat de waterval staat afgebeeld op het briefje van 5000 Iraakse dinar. De vele regen van de afgelopen dagen heeft de waterval zichtbaar goed gedaan. Het water spuit als een fontein over de rand van de bergrichel. Vorig jaar is zelfs het hele uitkijkterras wat er naast ligt weggespoeld, en ook nu staat het water van de rivier gevaarlijk tot aan de rand.
Het kost me terug in de bus een uur om weer op temperatuur te komen. We menen steeds lichtpuntjes aan de horizon te zien, maar het blijft regenen – soms hard, dan weer zachtjes.
Thee drinken doen we rond elven in het toeristische stadje Shaqlawa. De hoofdstraat ziet er heel modern uit, vol met winkels. Bij nadere inspectie blijken de meesten wel ongeveer hetzelfde te verkopen: noten en zoetigheden. Passerende dagjesmensen uit Iran en Irak zijn er blijkbaar dol op. Voor mij betekenen ze vooral goede foto-objecten.
We hebben een half uur om rond te kijken in Shaqlawa, maar het regent nog steeds zo hard dat er niet veel aan is. Je kunt niet eens naar de overkant van de straat lopen, de goten zijn overstroomd. Dan de bus maar weer in. Het is sowieso een flink eind rijden vandaag van Rawanduz naar de zuidelijke stad Suleymania.
We stoppen tegen half 2 voor de lunch bij een groot en drukbezocht wegrestaurant. Als we uitstappen parkeert er een legervoertuig van de Koerdische regio naast ons, inclusief man met mitrailleur in de aanslag op het dak. Oei, dat hadden we nog niet gezien hier in het eigenlijk best tamme Iraaks Koerdistan. Onze ‘fotogroep’ nadert voorzichtig, alsof het een traditionele stam in Zuid-Ethiopië betreft. Zomaar foto’s maken lijkt hier wel erg gewaagd. Maar al snel is het ijs gebroken. Net als de meeste ‘gewone’ Koerden willen ze maar wat graag op de foto, en ze maken met hun mobiele telefoons zelf ook opnames.
Het Koerdische leger hanteert nog steeds de naam Peshmerga (‘Zij die tegenover de dood staan’). Het is eigenlijk de naam van het guerilla- en opstandelingenleger dat sinds 1920 heeft gevochten voor de Iraaks Koerdische vrijheid en onafhankelijkheid. Nu zijn ze het leger van deze regio, er zitten dus geen Iraakse militairen. Ze gaan in volle bewapening binnen zitten lunchen. Het is voor ons een vreemd gezicht, maar je kunt je geweer moeilijk buiten in de auto laten liggen.
Na me weer helemaal volgestopt te hebben met kebab (ongeveer het enige wat ze hebben in het restaurant), gaat de rit verder richting Suleymania. De chauffeur van onze minibus heeft tijdens de stop de ramen laten wassen. Het is droog geworden, en we kunnen de wereld om ons heen weer zien. Niet dat er heel veel bijzonders voorbij komt, vooral heel veel onafgebouwde betonnen huizen – misschien wel hét beeld van Iraaks Koerdistan voor mij tot nu toe.
Als we door het centrum van een stadje rijden levert dat meestal wel mooie plaatjes op. Zo ook dit keer: aan het begin van de stad zien we een grote tent met tientallen in het zwart geklede vrouwen eromheen – hier moet iemand gestorven zijn. Waar zijn de mannen? Die zitten in de moskee. En inderdaad, als we daar langsrijden komen de mannen net naar buiten. Ze zijn allemaal op hun best gekleed, de meesten in stemmig zwarte Koerdische traditionele dracht dit keer.
De bus moet natuurlijk weer aan de kant van de weg worden gezet. Foto’s maken is hier ook geen enkel probleem, en de mannen gaan er uitgebreid voor staan.
We komen langzamerhand in de buurt van Suleymania. Prachtige bergen liggen links van ons, en de hoogsten nog steeds met flink wat sneeuw op de toppen. De namen van deze bergen en andere geografische markeerpunten ontgaan me – er zijn eigenlijk geen goede kaarten of reisgidsen over Iraaks Koerdistan. En net als bij de geschiedenis is er ook op gebied van geografie hier nog veel te beschrijven.
Vlak voor Suleymania zien we nog een fortachtige constructie, die meteen als gevangenis te herkennen is. Hier werden Al Qaeda-gevangenen vastgehouden door de Koerden en de Amerikanen. Ik weet niet of er nog steeds mensen vastzitten. Ik ben bang van wel.
In Suleymania zelf, een stad met een miljoen inwoners, staat nog iets veel herkenbaarders: een grote graansilo. Een soortgenoot (die van Basra) staat op het briefje van 50 Iraakse dinar.