Vandaag ga ik een serieuze fietstocht doen: een ronde om de stad Taidong. Het is ruim 21 kilometer fietsen over een uitgezet pad, de Mountain-Ocean Bikeway. Ik begin bij het honkbalstadion dat vlakbij mijn pension ligt. Na 100 meter moet ik de plannen al wijzigen: er is een lint gespannen en ze zijn met de weg bezig. Ik maak dan maar rechtsomkeert en besluit de rondrit tegen de klok in te rijden.
Dat gaat een kwartiertje goed, en dan zie ik al geen aanduidingen meer van de fietsroute. Wel fiets ik nog gewoon over een pad, dus ik rijd maar gewoon door de goede richting op. De beloning komt als het “Bospark” in zicht komt. Dit is het stadspark van Taidong, en het is een belangrijk onderdeel van de route.
Het park is ook het best met de fiets te doorkruisen. Ze verhuren er bij de ingang ook fietsen. De afstanden zijn te groot om te lopen, en het is (gelukkig) ook warm en zonnig vandaag. Het park heeft wat aangelegde vijvers, een vlindertuin, botanische tuinen en een vogelkijkhut. Leuk om doorheen te rijden maar verder niet zo bijzonder om te zien.
Gelukkig weet ik hier de officiële route van de Mountain-Ocean Bikeway weer op te pikken. Dit is stuk waar de meeste bezienswaardigheden zijn (ook al moet je die een beetje met een korreltje zout nemen). De meeste zijn uitkijkpunten. Zo sta ik opeens aan de zeedijk, met wijds zicht over de Stille Oceaan.
Vandaar volg ik verder de route richting het centrum. Vanaf de kust gezien ziet de stad Taidong er ook eerder Pacifisch uit dan Aziatisch. Het zullen die wapperende palmbomen wel zijn.
Gisteravond was ik al in de binnenstad geweest. Veel winkels uiteraard, maar minder restaurants dan je zou denken. Ook hier kun je trouwens nog steeds goed fietsen. Automobilisten zijn hier wel gewend aan fietsers, en er zijn ook veel scooterrijders.
In de stad stap ik, voor het tijd is voor lunch, nog even af bij de Tienhou tempel. Dit is naar verluidt de mooiste tempel van Taidong. En o wat is-ie oranje! Natuurlijk mogen ook de rijke versieringen op de dakranden niet ontbreken. Het lijkt zo wel een hindoetempel uit Zuid-India.
Van binnen wordt hij op dit moment gerestaureerd. Het grote beeld van Matsu, de godin van de zee waaraan de tempel is gewijd, is dan ook niet te zien. Maar de buitenkant is zeker een plaatje. Er zijn voor mij en mijn zoomlens dan ook weer mogelijkheden te over om kleurrijke details te zoeken en fotograferen.
Na een Japanse lunch in de stad breng ik mijn fiets terug naar het pension. Dat is nog een half uur fietsen trouwens, tegen de wind in. Ik heb nog wel even de tijd om wat schone en droge kleren aan te trekken op mijn kamer.
Om kwart voor 2 stap ik dan bij het station op de shuttlebus van de East Rift Valley Line. Dit is net zo’n bus als ik in Taroko had, waar je met een dagkaart langs de route in- en uit kunt stappen waar je wilt. Deze bus rijdt het platteland ten noordwesten van Taidong in.
Ik rijd helemaal mee naar het eindpunt. Dat is Luye Gaotai, een plek waar mensen in de zomer komen om te paragliden. Er zijn hier speciaal aangelegde hellingen waar je vanaf kunt. Maar het uitzicht alleen al is de moeite waarde. De omgeving van het dorpje Luye is het agrarisch hart van de regio. Er wordt thee verbouwd, ananas en vele andere soorten fruit. In de rest van Taiwan heb ik maar weinig landbouwgrond gezien, maar blijkbaar is grond en / of klimaat hier het meest geschikt.
Tijdens de rit omhoog heb ik al veel plaatjes voorbij zien schieten, en ik ga dan ook lopend terug de berg af. Helaas niet helemaal tot beneden, dat is echt te ver. De eerste paar kilometer zijn al mooi genoeg. Een paar theevelden aan de linkerkant…
En de sprieterige velden met ananasplanten aan de rechterkant. Er zitten niet veel vruchten aan, maar mijn oog wordt getrokken naar een raar vogeltje. Ik denk eerst dat hij een takje in zijn bek heeft, maar zijn soortgenoten in het veld blijken hetzelfde te hebben: een zwart snorretje! Als ik hem later opzoek op internet, blijkt het de Taiwan Buulbuul te zijn. Het is een bedreigde vogelsoort, waarvan de laatste pure exemplaren alleen nog in deze kuststreek voorkomen.
Ik loop door tot aan het bezoekerscentrum van Luye, en wil vanaf daar weer de bus nemen. Er komt een meisje uit het gebouw gesneld met een Engelstalige brochure over deze streek. Gelukkig spreekt ze ook een paar woorden Engels, en kan ze me nog iets wijzen voordat de bus komt. Een paar huizen verderop maken ze namelijk vruchtenijsjes. Grappig genoeg had ik er net 10 minuten geleden al eentje gekocht, een waterijsje gemaakt van heerlijk passievruchtensap.
Ik ga dus ook nog maar even bij de makers zelf kijken. Van het proces zelf is niets te zien (het meisje had het over “de fabriek”). Maar er staat wel een grote vriezer waar je je ijsje uit kunt pakken en dan 30 TWD in een bakje kunt doneren. Ik kies nu voor een andere smaak, eentje gemaakt van sap van de drakenvrucht. Je ziet deze vruchten die rood/groen zijn aan de buitenkant en rood van binnen hier ook veel verkocht worden langs de kant van de weg. De vrucht zelf vind ik lekker, maar het blijkt iets te waterig voor een ijsje.
Met de bus rijd ik weer terug het dal in. Ik heb nog even de tijd, er komt nog een bus langs over een uur, en stap daarom uit bij de Kunci tempel in Luye. Niet zozeer vanwege de tempel, maar meer voor de originele Japanse huizen uit de tijd van de Japanse kolonisatie van Taiwan (begin 20e eeuw) die hier nog schijnen te staan. Je moet met een vergrootglas zoeken naar iets ouds in Taiwan, dus ik grijp deze kans maar aan. Vanuit de bus had ik al wat bijzondere huizen gezien.
De tempel zelf blijkt een dorpstempel te zijn met een allegaartje aan goden. Mij bevalt het beste de dikke man met de zonnebril rechts van het hoofdaltaar, ik heb nog niet met zekerheid kunnen uitvinden hoe die heet. Het dorp is bijzonder authentiek voor Taiwanese begrippen. Er staan huizen in de stijl van de Hakka migranten uit het Chinese zuiden. Mensen zitten voor hun deur of op hun open binnenplaats. Er lopen tientallen honden over straat. Een enkele hond ligt lekker te zonnen midden op het warme asfalt van de doorgaande weg. Op één erf doen zo’n 15 katten hetzelfde.
Het is voor mijn lekenogen moeilijk de oude Hakkahuizen te onderscheiden van de oude Japanse huizen waar het dorp bekend om is. Maar gelukkig blijken ze er bij de Japanse huizen een informatiebordje bij te hebben gezet. Daarop staat ook in het Engels waar het gebouw in de Japanse tijd voor diende. Zo kom ik het huis van de schooldirecteur tegen, de woning van de burgemeester en de eerste peuterspeelzaal van Taiwan (1928).
Om 10 voor half 6, als het al begint te schemeren, komt de laatste shuttlebus van de dag langs. Terugkijkend op een geslaagde, volle dag rijd ik ermee terug naar Taidong.