Om kwart voor 9 deze ochtend moet ik me melden in Leonsberg. Dat is een plaats iets ten noorden van Paramaribo. “Iedere taxichauffeur kent het”, zeiden ze gisteren tegen mij bij het reisbureautje. Gelukkig blijkt dat waar te zijn voor degene die me er deze ochtend naar toe brengt. Het is een leuke rit door de fraaie noordelijke buitenwijken van Paramaribo. Hier staan veel moderne villa’s. President Bouterse woont hier ook: zijn huis is zelfs vlak naast de plek waarvandaan de boot voor mijn dagtour vertrekt.
Ik had me Leonsberg voorgesteld als een haventje, maar meer dan een houten aanlegsteiger is het niet. Er staan al wat Nederlands-uitziende mensen te wachten. Niet iedereen gaat overigens met dezelfde tour mee: ik kom nog 2 stellen tegen die dinsdag bij mij in het vliegtuig zaten, en zij doen de plantagetour per fiets. De steiger is ook het vertrekpunt voor de veerpontjes tussen beide zijden van de Suriname-rivier.
Iets na negenen komt de schipper ons halen. We gaan met twee boten en één gids: één boot met Nederlandse stagiaires/co-assistenten (een veel geziene mensensoort in Paramaribo) en één boot met de overige toeristen. Ook dat zijn allemaal Nederlanders. We zitten met z’n achten in de houten overdekte boot, dus dat is lekker ruim. En er zijn drankjes en snacks aan boord.
We varen eerst schuin naar de overkant, naar Fort Nieuw-Amsterdam. Dat kost maar een minuut of 20. De Suriname-rivier is overigens best breed, en aan de horizon kun je de Atlantische Oceaan zien.
Fort Nieuw-Amsterdam is in de 18e eeuw door de Nederlanders gebouwd op een strategische plek, daar waar de Suriname-rivier en de Commewijne samenkomen. Behalve een oud kanon hier en daar ziet het er niet meer erg “fortachtig” uit. Het is een uitgestrekt plaatsje waar gewone mensen wonen, en er is een openluchtmuseum met o.a. een gevangenis. We blijven hier zo’n anderhalf uur: er is genoeg te zien.
De tocht van vandaag staat behalve het bezoeken van drie voormalige plantages ook in het teken van het dolfijnen spotten. Het getij moet een beetje meezitten, en het hangt ook erg van het tijdstip af of en hoeveel je er ziet. We vinden ze al vrij snel vlak voor Fort Nieuw-Amsterdam. Er zijn meer boten op het water die ze proberen te vinden, en na een tijdje varen ze allemaal rondjes in hetzelfde stuk van de rivier.
Ik weet al uit eerdere ervaringen dat dolfijnen fotograferen bijna een onmogelijke opgave is. Ze duiken op de meest onverwachte plekken op, en zijn al weer onder water als je het knopje van je fototoestel hebt ingedrukt. Precies zo gaat het vandaag. Dan zien we er weer een links van de boot, dan rechts…. Maar je mag al blij zijn als je een vin weet vast te leggen. De gids vertelt dat hij op de tocht van gisteren wel 20 dolfijnen heeft gezien, en dat ze toen ook sprongen en speelden voor de boot. Helaas is het vandaag een stuk minder.
Tegen enen varen we door over de Commewijne-rivier naar Plantage Frederiksdorp. De gebouwen hier zijn de afgelopen jaren goed gerestaureerd, en het is nu in gebruik als hotel en restaurant. De gids heeft eerder al via de mobiele telefoon onze eetwensen doorgegeven, zodat we gelijk aan tafel kunnen.
We zijn zeker niet de enigen hier: meerdere tafels zitten vol, het is immers voor de Surinamers vandaag een vrije dag (in verband met het Suikerfeest). Het eten is zoals vaak hier Javaans van oorsprong. Ik neem soto, een maaltijdsoep. Een klein beetje flauw, maar wel goede voeding in de warmte.
Onze laatste plantage voor vandaag ligt nog een heel eind verder varen de Commewijne op. Hier zie je langs de kust duidelijk de mangrovebossen, met hun dikke wortels in de modder. Ook staan er wat mooie vogels langs de waterkant – maar daar ga ik me vanaf volgende week in Guyana pas in verdiepen.
Plantage Rust en Werk is nu een dorpje van zo’n 300 inwoners. Het is alleen over het water te bereiken. De helft van de mensen leeft van de garnalenvisserij. Al direct als we aan land gaan zien we de bakken met garnaaltjes liggen te drogen. We kunnen de garnaaltjes goed bestuderen want we worden precies op dat moment overvallen door een hoosbui. We schuilen bij de garnalenman onder het afdakje. Gelukkig is het na een kwartier weer helemaal droog, en straalt de zon weer volop alsof er niets gebeurd is.
Rust en Werk wordt mijn favoriete plantage van de dag: dit is geen monument of openluchtmuseum, maar een levend dorpje. De inwoners zijn de feesttent voor het Suikerfeest aan het opbouwen, en er schalt luide muziek uit enorme speakers. Anderen rijden met de brommer heen en weer over de enige (zand)weg door het dorp. Er is ook een lagere school, en een begraafplaats met houten huisjes voor de overledenen.
We lopen er een half uurtje rond, totdat het weer tijd is om in de boot te stappen en terug naar Leonsberg te varen.