Vandaag ga ik de omgeving van Mostar verkennen. Er liggen nog een paar plaatsjes in de buurt die op de Voorlopige Lijst voor het Werelderfgoed staan. Dat betekent dat ze misschien in de toekomst genomineerd gaan worden. Het plan is om met het openbaar vervoer Blagaj (ten westen van Mostar) en Stolac (ten zuidwesten) te gaan bezoeken.
Blagaj is maar 9 kilometer ver, en de Mostar stadsbussen 10, 11 en 12 rijden er naar toe. Hoe laat ze vertrekken is een beetje een raadsel: op de website van het busstation van Mostar geven ze heel andere tijden aan dan op het plakkaat bij de halte zelf. Ik besluit maar gewoon even na negenen bij de halte te gaan staan. Al snel komt bus 11 er aan – en lig ik na betaling van 1 EUR prima op schema voor mijn tocht van vandaag. De Mostar stadsbussen zijn trouwens heel modern, ze zijn een geschenk van “de bevolking van Japan”. De Japanse vlag staat ook prominent op de zijkant.
Het is een korte rit over het platteland, dat er overigens welvarend bij lijkt te liggen. Er zijn veel wijngaarden, dat zou je hier toch niet verwachten. Ook verkopen vrouwen kersen en aardbeien langs de kant van de weg. Na een minuut of 20 rijden we Blagaj binnen. Ik weet niet precies waar ik moet zijn, en stap maar uit waar de vrouwen met boodschappentassen er ook uitgaan – dat zal het centrum wel zijn.
Ik vraag bij de supermarkt de weg naar mijn bestemming: de Blagaj Tekke. Dat is een Sufi-klooster uit 1520, dat gebouwd is bij de bron van de rivier de Buna. Het is nog een kilometer verder lopen, maar gelukkig is het opnieuw stralend weer en loop je door een mooie omgeving. De Buna is een bruisende rivier, die gebruikt wordt om forellen te kweken. Er zijn meerdere bedrijven die dat doen, en ook nog eens een stuk of 5 restaurants vlakbij het klooster waar je de forellen kunt eten.
Bij het Sufi-klooster zijn ze net aan het openen, maar ik kan al wel vast doorlopen. Er komt ook een schoolklas aan, waarvan de kinderen zich vooral gaan staan te vergapen aan de grot waarbinnen de bron van de rivier Buna ligt. Ik kijk er ook even, maar kan het toch niet zo spannend vinden.
Ik wil wel graag binnenkijken in het klooster zelf. Het is echter wachten op de man met de sleutel. Zo tegen half 11, als zich inmiddels al heel wat toeristen in het complex gemeld hebben, verschijnt hij eindelijk en opent snel de deuren. Het klooster wordt nog actief gebruikt. Als vrouw moet je je hoofd en benen bedekken. Ik had al een eigen hoofddoek meegenomen, maar je kunt hier ook exemplaren lenen.
Op de bovenverdieping zijn vier ruimtes die je kunt bekijken. In de eerste staan twee graftombes van 15e eeuwse Tadzjiekse heiligen: dit is het doel van de lokale pelgrims, en mensen offeren er ook geld en bidden er. De overige kamers zijn gebedsruimtes, schaars gedecoreerd zoals gewoonlijk in de Islam. Het enige memorabele is het rijk versierde houten plafond van een van de ruimtes.
Met de bus rijd ik weer terug naar Mostar. Ook hier weer geen spoor van een dienstregeling, maar als zich steeds meer mensen bij de bushalte beginnen te melden weet ik dat het niet lang meer kan duren. Keurig op tijd voor de lunch ben ik terug in Mostar. Ik koop vast een kaartje voor de bus naar de volgende bestemming, Stolac. Die vertrekt om kwart over 1, dus ik kan eerst nog even eten in de stad.
De bus naar Stolac is geen verbetering ten opzichte van die van vanochtend. Dit is echt een heel oude bus, met ook een heel oude chauffeur. Het is er nog best druk, vooral met scholieren. De rit naar Stolac is 35 kilometer, en duurt zo’n 3 kwartier. De meeste ramen van de bus zijn zo smerig of kapot, dat je niet eens naar buiten kunt kijken. Ik kijk maar mee door de voorruit, om in de gaten te houden waar ik uit moet stappen. Ik moet natuurlijk weer iets heel obscuurs bekijken: middeleeuwse grafstenen. Volgens de reisgids liggen ze 3 kilometer voor Stolac, aan de kant van de weg. Gelukkig staan ze 5 kilometer van tevoren al aangegeven met een bruin bord: de Radimlja Necropolis. Als ik langs de kant van de weg een hoop witte stenen zie liggen, is het tijd om uit de bus te stappen.
Ik moet in mezelf wel lachen om waar ik nu weer terecht ben gekomen. Zomaar ergens langs een drukke doorgaande weg liggen dus deze stenen. Er staat wel een bordje bij, maar het is verder niet bewaakt of beschermd. Ik ben uiteraard ook de enige bezoeker.
De 133 grafstenen (stecaks) hier dateren uit de 15e en 16e eeuw, en zijn gerealiseerd door een rijke Bosnisch orthodoxe familie. Ongeveer de helft van de stenen is gedecoreerd met uitgehouwen motieven. Ik bekijk ze allemaal op mijn gemak. De beeltenissen zijn nog goed bewaard gebleven, ondanks dat ze hier in weer en wind in de open lucht liggen. Er zijn ruiters te paard met pijl en boog, kruizen, bomen of planten, en vooral ook een soort ridders die één hand opgeheven hebben. Ik was echt verrast door de kwaliteit van de afbeeldingen, ik had er heel weinig van verwacht maar ik ben blij dat ik ze zo in alle rust en van dichtbij heb kunnen bekijken. Deze grafstenen zijn typisch voor Bosnië, en ook voor omliggende landen als Servië, Montenegro en Kroatië. De 4 landen hebben een werelderfgoednominatie in voorbereiding, die in 2015 tot opname in de lijst moet leiden.
En dan moet je dus ook nog weer terug. Ik heb langs de drukke weg geen bushalte gezien. Ik kan natuurlijk teruglopen naar Stolac, maar besluit het eerst maar eens te vragen bij het stalletje aan de overkant. De jongen van een jaar of 18 die de zaak beheert spreekt maar een beetje Engels, en denkt dat ik naar Mostar wil lopen. Hij begint een heel kaartje te tekenen – maar 35 kilometer, ik dacht het toch niet. Ik wil een bushalte. Oh – de bus kunnen we hier wel tegenhouden houden als hij langsrijdt.
Wanneer de bus komt weet hij ook niet. Hij klapt voor mij een parasol uit vlak langs de weg, en zet er twee stoelen bij. Zo kunnen we op ons gemak kijken of de bus eraan komt. Hij heeft ook niks anders te doen. Na een minuut of 20 is hij het wachten al zat, en gaat zijn moeder bellen met de vraag of zij het busstation wil bellen wanneer de bus naar Mostar vertrekt. Even later stopt er een vrachtwagen, en de chauffeur stapt uit voor een hamburger en een drankje bij het stalletje. De jongen vraagt hem of hij mij mee wil nemen naar Mostar. Dat is geen punt, en zo zit ik even later (voor het eerst geloof ik) voorin een grote truck. Met een half uurtje zijn we in Mostar, waar de chauffeur me veilig in het oude centrum afzet. Het was weer een enerverende dag met het openbaar vervoer…