Het is tijd om de binnenlanden van Servië achter me te laten, en terug te keren naar de westerse beschaving. Althans, zo voelt het na een nacht in het wel erg achtergebleven Zajecar. Ik rijd in 3 uur terug naar het vliegveld van Belgrado, lever mijn huurauto in en reis verder met de bus. Vanaf Belgrado is het nog anderhalf uur rijden naar Novi Sad. Het is een slome bus, die ook nog eens langs de snelweg stopt omdat een klein meisje voorin wagenziek is geworden.
Ik zie het landschap veranderen: het wordt vlakker en vlakker, en in de buurt van Novi Sad passeren we de imposant brede Donau. Novi Sad is de tweede stad van Servië, en heeft 250.000 inwoners. Het is de hoofdstad van de autonome regio Vojvodina. Het wordt ook wel “de meest westerse stad van het oosten” of “de meest oosterse stad van het westen” genoemd. Als ik van het busstation door het centrum naar mijn hotel loop, valt me meteen al op dat er hier veel meer moderne kleding- en schoenenwinkels zijn. De mensen zijn ook veel beter gekleed dan ik tot nu toe in Servië gezien heb.
Na mijn spullen in Hotel Centar gedropt te hebben, loop ik de stad weer in. Het historische centrum is maar klein, en eigenlijk ook niet zo historisch: het meeste dateert uit de 19e eeuw. Het heeft de uitstraling van een stad in Hongarije of Tsjechië, met kleurige gebouwen, veel kerken, pleinen en standbeelden. Ook hier zitten de terrassen trouwens weer vol en worden aan de lopende band ijsjes verkocht. Het mooiste gebouw dat ik tegenkom is het bisschoppelijk paleis: hier woont de Servisch-Orthodoxe bisschop van Novi Sad.
Het paleis ligt naast de Servisch-Orthodoxe kathedraal. Van buiten is dat “gewoon” een heel grote kerk. Samen met wat andere toeristen die plotseling zijn verschenen (Duitsers) neem ik ook binnen een kijkje. Dat blijkt een goede beslissing te zijn, want de kathedraal is zeer rijk gedecoreerd. Er zijn heldere glas-in-lood ramen, en verder heel veel iconen en nog meer goud. De betovering wordt alleen doorbroken doordat er iemand aan het stofzuigen is…
Hierna loop ik naar het Museum van Vojvodina. Net als het museum van gisteren in Zajecar is het een statig gebouw. Gelukkig is de ontvangst dit keer warmer. Ik betaal mijn entree van 1 EUR in het winkeltje, en de goed Engels sprekende suppoost loopt met me mee om de start van de rondleiding te wijzen. Het museum is gewijd aan de archeologie, geschiedenis en folklore van deze regio. Vojvodina heeft een heel andere geschiedenis dan de rest van Servië: pas laat zijn er hier Servisch-Orthodoxen komen wonen, ze waren min of meer weggejaagd uit het door de Turken bezette Servische kerngebied. Het maakte ook onderdeel uit van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk.
Hoewel de opschriften grotendeels in het Servische schrift zijn, is de hele historie toch goed te volgen doordat er in elke zaal Engelse teksten klaarliggen. Erg mooi is de gouden Romeinse helm, en ook de traditionele kleding van de verschillende bevolkingsgroepen is de moeite waard.
Een paar minuten verderop sta je aan de oever van de Donau. Wat een geweldig brede rivier is dat toch. Vanaf hier heb je ook zicht op het Petrovaradinfort.
Via het stadspark loop ik weer terug in de richting van mijn hotel. Daar in de buurt is de laatste religieuze stop van vandaag: de Synagoge uit 1909. Net als de katholieke én de orthodoxe kathedraal valt vooral op hoe groot het is – de verschillende godsdiensten wilden hier vast niet voor elkaar onder doen. De synagoge is trouwens niet meer in gebruik, anders dan als concertzaal. Ernaast ligt een in dezelfde gele baksteen gebouwde joodse school, die nu als balletschool dienst doet. Er staat een bordje voor de synagoge dat hij geopend is voor toeristen, maar hoewel ik er tijdens openingstijd ben is de deur gesloten.
En hiermee eindigt mijn wandeling door Novi Sad – een stad met een hele andere sfeer dan ik tot nu toe in Servië heb meegemaakt: vrolijker, moderner, gevarieerder, weg van de communistische monocultuur.