Wat is het?
Trinidad en de Vallei der Suikermolens representeren de Cubaanse suikerhandel die bloeide in de 18e en 19e eeuw. In Trinidad zijn de lage gekleurde huizen van steen en straten met kinderkopjes in goede staat bewaard gebleven. In de nabijgelegen 12 kilometer lange vallei lagen de suikerplantages, waar grote hoeveelheden slaven te werk werden gesteld.
Cijfer: 7 (Samen met Havana en Vinales is dit de meest bezochte toeristische trekpleister van Cuba. De gekleurde huisjes en de gele klokkentoren zijn inderdaad schilderachtig. Net als met het meeste in Cuba ben je er echter wel snel uitgekeken, echt grote bezienswaardigheden zijn er niet. Het was voor mij ook een teleurstelling dat er van de suikerplantages eigenlijk al helemaal niets meer over is.)
Toegang: Het meeste zie je al door alleen maar door de straten te lopen. De tour naar de Vallei der Suikermolens kostte 10 CUC (8,5 EUR).
Hoeveel tijd: Eén à twee dagen. Bij Trinidad ligt ook nog Playa Ancon, een lekker zandstrand waar je je ook nog wel een halve dag kunt vermaken.
Opvallend: Op zondagochtend meldde ik me bij het stationnetje van Trinidad voor een rit met de stoomtrein door de Vallei der Suikermolens. Een trein vol toeristen natuurlijk weer, maar de flink stoom blazende oude locomotief maakte veel goed. We reden met een slakkengangetje de velden in. Ik verwachtte allemaal lichtgroen suikerriet, maar zag vooral bananen, palmbomen en mij onbekende struiken met gedroogde bruine besjes. Van de plantagegebouwen is ook niet veel meer te zien, op één hoge uitzondering na: de toren van Iznaga. Vanaf de top werden de slaven in de gaten gehouden. Voor 1 CUC mag je nu helemaal naar boven klimmen om met eigen ogen te zien dat je daar inderdaad een ver uitzicht hebt over 360 graden. De huidige bewoners van het dorp hadden zich inmiddels ook in stelling gebracht, en boden zelfgeborduurde (tafel)kleden aan.
Na Iznaga reden we nog verder naar een restaurant verderop in de vallei. Er was ondertussen een groep Cubanen (in Amerika wonende?) ingestapt. Eén man had een leren jack aan met heel groot daarop de Amerikaanse vlag en het woord “USA”. “Vast de locale CIA-agent,” aldus mijn Canadese buurman in de trein. De rest van dat gezelschap zag er al niet veel beter uit, zoals een jongen van een jaar of 18 geheel in het zwart gekleed, met cowboyhoed en een gouden tand. Zij kwamen duidelijk voor de geneugten van het restaurant en de daar aanwezige drank. Op de aangekondigde vertrektijd waren ze dus ook niet meer naar de trein te lokken door het personeel, dat het desondanks bleef proberen. De braaf in de trein zittende toeristen hadden al lang het voorstel gedaan zonder hen weg te rijden. Al met al liepen we een uur vertraging op. De stemming onder de reizigers werd er even later niet beter op toen bleek dat het stel er bij de eerste halte al weer uit ging: dat eindje hadden ze met hun dronken kop ook wel kunnen lopen.