Tot op heden heb ik alles in Australië zelf met de auto gereden. Mungo Nationaal Park, onderdeel van het werelderfgoed “Willandra Lakes”, is echter een ander verhaal. De weg ernaar toe is 110 kilometer lang, waarvan 90 onverhard. Je mag er wel met een gewone auto overheen, maar als het begint te regenen heb je een probleem en kom je echt vast te zitten. Dat kost je in ieder geval 1000 AUS dollar boete van de overheid. En de verhuurmaatschappij is vast ook niet blij. Ik kies dus maar voor een veiliger optie, en ga met een dagtour mee vanuit Mildura.
Een week vantevoren heb ik geboekt bij Harry Nanya Tours. Eigenaar Graham Clarke leidt de tour vandaag en is ook de chauffeur van het minibusje. Naast mij zijn er nog 4 andere toeristen: een ouder Australisch paar en een Noors stel. Graham is voor driekwart Aboriginal, en als het ware opgegroeid in Mungo. Hij leidt al 15 jaar tours door het gebied, en is ook als paleontoloog betrokken bij opgravingen in het park.
We rijden in volle vaart over de ongeasfalteerde weg naar het park. De ondergrond is vrij hard, het is ook met een gewone auto nog wel goed te doen en we zien onderweg dan ook een paar huurautootjes van hetzelfde kaliber als mijn Hyundai Getz. Graham vertelt dat het ook hier de afgelopen 5 maanden heel veel geregend heeft. De omgeving is groener dan hij in 26 jaar gezien heeft. Normaal is het alleen zand en stof.
We moeten eerst over het grondgebied van vier boerderijen voordat we in het park zijn. Als we dichterbij onze bestemming komen, worden er alleen nog maar schapen gehouden: het gebied is te droog voor koeien. Graham vertelt aan één stuk door over alles wat we langs de kant van de weg zien. Het landschap is dan ook bijzonder voor de doorsnee Europeaan. Het is een steppegebied: vlak, met lage struiken, een beetje heideachtig. Er zijn kale plekken waar termieten onder de grond hun verblijf hebben gebouwd. We zien twee hoppende kangoeroes (de eersten die ik in beweging zie, meestal staan ze gebiologeerd langs de kant van de weg te kijken) en een groepje emu’s in de verte.
Na zo’n anderhalf uur arriveren we in het Nationaal Park, bij Lake Mungo. Mungo is één van de zeven grote meren hier in het Willandra-gebied die sinds de laatste IJstijd droog zijn gevallen. We stoppen bij een uitzichtpunt om een goed overzicht over het terrein te krijgen. Het meer was 120 vierkante meter groot. Je kunt er nu doorheen lopen en deels rijden.
Aan de overkant van het voormalige meer liggen de duinen. Ze worden hier in Mungo de “Chinese muren” genoemd, naar de Chinese arbeiders die hier in de schapenfarms werkten. Dit is het kerngebied waarin alle oude botten van mensen en dieren zijn gevonden waaraan Mungo (en Willandra) zijn faam dankt. Je mag hier tegenwoordig alleen met een gids in: in het verleden werden er teveel botten gestolen en is de ondergrond kapot gemaakt door teveel bezoekers.
Het gebied is kwetsbaar omdat het heel rijk is aan fossiele vondsten. Na elke flinke regenbui komen er weer nieuwe dingen “bovendrijven”. De onderzoekers hier monitoren elke dag het terrein om nieuwe vondsten te markeren. We zien dan ook als snel schelpen en een gefossiliseerde tak van een eucalyptusboom uit het zand steken. Daarna stuiten we zelfs op een behoorlijk compleet skelet van een wombat. De botten zijn door de klei bewaard gebleven, en worden door erosie weer blootgesteld aan de open lucht. Het meeste materiaal in deze laag is 8.000 tot 16.000 jaar oud, en stamt uit de periode dat het meer opdroogde.
In 1968 werd hier voor het eerst ook een menselijk skelet gevonden, van een homo sapiens minstens 26.000 jaar oud. Ze werd Mungo Lady genoemd. Sindsdien zijn er maar liefst 160 andere skeletten hier opgegraven. Behalve de botten zijn er ook andere overblijfselen gevonden die duiden op een antieke, complexe cultuur. Bijvoorbeeld de oudste crematieplaats ter wereld, en een oude oven gebouwd in een termietenheuvel, inclusief stenen gereedschap en visgraten.
Deze vroege vondsten op Australisch grondgebied zijn moeilijk te plaatsen in het globale verhaal van het ontstaan van de mens – de Out-of-Africa theorie. Graham is een fanatiek aanhanger van het idee dat de Australische Aboriginals zich zelfstandig hebben ontwikkeld, en niet afstammen van Afrikanen of Aziaten.
Gids Graham is een gepassioneerd docent en bewaker van de natuur van Mungo en de Aboriginal-tradities. Hij staat ook veel op beurzen in binnen- en buitenland, zoals op de Australiëbeurs in Utrecht. Zoals zijn voorouders maakt hij tekeningen in het zand om ons de cyclische ontwikkeling van de natuur en de evolutie duidelijk te maken.
En dat alles in een fantastisch duinlandschap. Vreemd gevormde heuvels, hier en daar een tak of een groen struikje. We zien pootafdrukken in het zand van verschillende dieren. Vandaag is het een beetje bewolkt, en dat maakt het rondwandelen hier aangenaam. ’s Zomers wordt het hier 50 graden, en reflecteert al het witte zand het zonlicht om de gevoelstemperatuur nog wat op te schroeven.
We lopen op ons gemak twee uur door de duinen, een prachtig gebied. Daarna worden we afgezet bij het bezoekerscentrum, terwijl Graham de lunch klaarmaakt. Hier constateer ik ook dat er toch flink veel toeristen hier in het park zijn. Het is paasvakantie, dus dat scheelt natuurlijk ook. Er komen jaarlijks zo’n 80.000 bezoekers, veel meer dan ik had gedacht. Onder de werelderfgoedliefhebbers is het een obscuur vinkje.
Naast het bezoekerscentrum staat een grote houten schapenfarm uit 1869 die je kunt bezichtigen. Het is het oudste Europese gebouw dat in dit gebied bewaard is gebleven. Ondanks dat het al heel lang niet meer in gebruik is, ruik je nog de stank.
Het loopt tegen vieren als we de terugrit naar Mildura ingaan. In hetzelfde gebied als vanochtend zien we een groep emu’s. “Wil er iemand nog foto’s maken van een emu?”, vraagt Graham. Dat wil ik zeker wel, ik had ze nog niet in het wild gezien. We parkeren het busje langs de kant van de weg. De emu’s komen al onze kant op om te kijken wie we zijn en wat we doen. Graham verstopt zich in het hoge gras, en lokt de emu’s verder naar zich toe door geluiden te maken en met een pluimpje te zwaaien. Dat is ook de manier waarop de Aboriginals op emu jagen: ze lopen veel te snel om ze op een andere manier te vangen. Maar ze zijn erg nieuwsgierig en komen op het geluid en de beweging af. Het is een groep van een stuk of 10, allemaal jonge dieren maar toch al wel zo’n anderhalve meter hoog.
Om kwart over 5 word ik weer bij mijn hotel gedropt. Ik ben blij dat ik niet zelf ben gaan rijden: ik heb vandaag zoveel gehoord van de gids over de natuur en geschiedenis hier in Mungo Park, dat had ik niet willen missen.