Diang is een vrouwtjesolifant van 19 jaar. Vandaag ga ik op haar rug een tocht door de jungle van Zuid-Laos maken. Gelukkig heeft ze een rieten bankje met kussens op haar rug zodat je goed kunt zitten. Ook voor het opklimmen is wat bedacht: in het dorpje Kiet Ngong staat een houten toren, waar je vanaf het platform precies op gelijke hoogte bent met de rug van de olifant.
De olifant wordt “gestuurd” door haar mahout, die wijdbeens in haar nek zit. Er gaat ook een gids mee vanuit de lodge, maar die verkiest het om eerst een tijdje achter de olifant aan te lopen. Dat kan gemakkelijk want Diang loopt in een slakkentempo. Ze mag dan wel grote stappen zetten, bij iedere pas moet ze worden aangespoord. Als ze een struik met frisse groene blaadjes langs de kant van de weg ziet, is ze meteen afgeleid en gaat met haar slurf eraan staan trekken.
Zo sukkelen we voort. Ik schommel heen en weer op haar rug, het is te beweeglijk om goede foto’s te kunnen maken. Na een half uurtje komen we in de echte jungle – het bos van het Xe Pian natuurpark. Er is nog steeds wel een zandpad. We komen drie mannen uit het dorp tegen die in een stroompje in het woud gaan vissen. Een stel honden loopt met ze mee. Een daarvan zien we een half uurtje later jankend terug – die is de rest kwijt geraakt.
Het is een dicht, gemengd bos. Sommige bomen dragen vruchten die door de dorpelingen worden geplukt en verkocht. Omdat we al in het begin van het droge seizoen zitten, is het allemaal niet meer zo groen en zijn er veel verdorde takken en vallende bladeren.
Wilde dieren zien we niet, hoewel er in het beschermde natuurgebied veel zeldzame dieren zitten (apen, zelfs tijgers). Er is in deze streek veel gejaagd in het verleden, en de dieren hebben zich ver teruggetrokken diep de jungle in. Ook vogels zie je nauwelijks, je hoort er alleen zo af en toe een paar. Het meest wat je ziet zijn kleurige vlinders. Ook wilde olifanten zijn hier niet meer. Onderweg komen we langs een grote vierkante kuil, een voormalige olifantenval. Die werd gebruikt om olifanten te vangen en ze eerst een beetje uit te laten hongeren om ze minder agressief te maken. Daarna werden ze mee het dorp in genomen en 5 jaar getraind om als werkolifant aan de slag te gaan.
Bij drie modderige poeltjes stoppen we voor de lunch. Er is nauwelijks meer vers water in het bos voor de olifanten. Ze krijgen het meest te drinken uit de pomp in het dorp. De lodge heeft ons een lunch meegegeven van gebakken rijst met varkensvlees en ei. Helaas zijn ze in de keuken het bestek vergeten in te pakken. De gids vind het heel erg en verontschuldigt zich keer op keer. We moeten het nu maar met de vingers opeten. Als het kleefrijst geweest zou zijn was dat makkelijk geweest, maar het is gestoomde gewone rijst. Maar het smaakt wel goed. En er is fruit na, onder andere mijn favoriete drakenvrucht. De gids probeert een banaantje te voeren aan de olifant, maar die haalt haar neus er voor op. Ze lust maar één van de vele soorten bananen.
Over het bospad lopen we in twee uur de jungle uit. Weer vlakbij het dorp aangekomen zien we een paar groene rijstvelden tussen de dorre vlaktes. Hier verbouwen ze kleefrijst, voor het eerst met behulp van irrigatie uit het naastgelegen moeras. Vorig jaar was het hier zo droog dat de mensen niet genoeg rijst hadden om te eten. Tijdens het seizoen wonen de boeren hier op hun rijstvelden, in armzalige hutjes die niet meer zijn dan een stel planken met een dak erboven als bescherming tegen regen of zon.
Na 7 uur is er een eind gekomen aan mijn olifantensafari. Mijn benen doen zeer, de bloedsomloop is een beetje afgekneld door het lang in één houding zitten. Het leukste van de tocht vond ik om de wereld eens vanaf een andere hoogte te zien, oog in oog met boomtakken, vruchten binnen handbereik. En natuurlijk om Diang te leren kennen, haar waggelende pas, en haar gewoonte om zo af en toe haar berijders met haar slurf een natte douche te bezorgen.
Stoer! Wel een lange tocht zeg, 7 uur op zo’n enorm beest. Lijkt me een geweldige ervaring.
Wel een beeeetje lang ja. Toen ik ’s avonds in bed lag voelde ik nog steeds het heen en weer geschommel, van de ene op de andere poot.
Dat deed me denken aan een reis van een paar jaar geleden naar Groenland. Daar zitten ontzettend veel muggen. Zoveel dat je een netje over je hoofd moet dragen anders word je er gek van. Als ik dan ’s avonds mijn ogen dicht deed, zag ik nog tijden allemaal zwarte bewegende stipjes voor me!