Met de bus ga ik vanuit Quatre Bornes naar Port Louis, de hoofdstad van Mauritius. Het is maar 17 kilometer, en je kunt zo opstappen aan de hoofdstraat. De rit gaat door aan elkaar vastgeplakte voorsteden. Het is wel de langzame route, maar wat maakt mij het uit. Zo kan ik Mauritius eens goed op me in laten werken. Het is een wat nettere versie van India dacht ik vanochtend al toen ik vanaf het vliegveld naar het hotel gereden werd. 68% van de Mauritianen is van Indiase afkomst en dat zie je aan de gezichten op straat. En aan de hindoetempels langs de weg. Mooi groen is het ook, en er zijn puntige bergen.
Port Louis is een havenstad met zo’n 150.000 inwoners. Druk verkeer in ieder geval. Qua afstanden zou je dit eiland best per fiets kunnen verkennen, maar het is veel te druk op de weg met auto’s en motoren. Gelukkig hebben ze wel goede trottoirs. Ik loop van het busstation in het zuiden van de stad naar het centrum. Het zonlicht is heel fel. Gelukkig heb ik mijn zonnebril mee. De lucht voelt als een warme deken.
Met borden word ik de weg gewezen naar ‘Aapravasi Ghat’, het werelderfgoed van Port Louis. Ze zijn er erg trots op, om de honderd meter staat een bord met het Unesco-logo. Nou, dan gaan we dat meteen maar bekijken.
Aapravasi Ghat was het landingspunt voor immigrerende contractarbeiders in de 19e en begin 20e eeuw. Meest Indiërs in het geval van Mauritius, 450.000. Ze gingen werken op de suikerplantages als vervangers van de slaven. Een historisch belangrijke plek dus, waar niet veel materiële resten van zijn overgebleven. Het terrein is denk ik zo’n 300 vierkante meter en bestaat uit wat stenen muren en gebouwtjes.
De entree is gratis, net als de rondleiding. Een meisje begeleidt me langs de gebouwen. Ze zijn het flink aan het opknappen. Een paar jaar geleden was het echt nog helemaal in verval. De gids vertelt dat tweederde van het terrein zelfs platgegooid is ten faveure van de grote weg dwars door Port Louis. Nog overgebleven zijn de was- en toiletgebouwen, het ziekenhuisje en wat kantoren. De aangekomen Indiërs werden hier allemaal geregistreerd en gefotografeerd. Deze archieven hebben ze wel goed bewaard: zo kan iedere inwoner van Mauritius van Indiase afkomst precies zien wanneer zijn voorouders hier zijn aangekomen.
Het is inmiddels tijd geworden voor lunch en een koud drankje. Daarvoor hebben ze het Caudan Waterfront aangelegd: een complex van luxe winkels en terrassen met zicht op de haven. Het is duidelijk op rijke toeristen gericht, maar toch ook behoorlijk druk. Ik ga eten bij het visrestaurant Le Capitaine: mijn geliefde inktvis, in een Creoolse saus dit keer met rijst en groenten.
Met weer nieuwe energie loop ik wat verder noordelijk door de stad. Er is een marktstraat waar vooral allerlei rotzooi voor toeristen wordt verkocht zoals T-Shirts en nepzonnebrillen. In de buurt van de witte Jinnah-moskee verandert het straatbeeld. Chinezen en moslims delen hier de wijk, weg is het Indiase. Hier zie je juist weer veel authentieke, rommelige winkeltjes.
Wat ook opvalt in het straatbeeld van Mauritius is dat ze niet goed lijken te weten welke taal ze spreken. Engels is de officiële taal van het land, maar Frans hoor je vooral vaker. Soms zijn de opschriften tweetalig, soms ligt de ene Rue naast de andere Street. De mensen praten onderling Creools (wat mij als half-Frans in de oren klinkt).
Tot slot breng ik nog een bezoek aan het natuurhistorisch museum in het centrum van Port Louis. In dit ook al gratis museum hebben ze een hele zaal gewijd aan de dodo. Het uitgestorven diertje staat er opgezet en er liggen botjes.
Er is veel aandacht voor Nederland hier: in reisverslagen van de eerste Nederlanders werd de dodo nog levend gesignaleerd. Maar al snel daarna was het met hem gedaan: opgegeten, uitgestorven door ziekte. Nu is er een gezamenlijk Mauritiaans-Nederlands team bezig opgravingen te doen. Nog niet al te lang geleden zijn er stapels dodo-botten gevonden.
De dodo is het symbool van het hedendaagse Mauritius. Ieder souvenir, iedere postzegel bevat een afbeelding van de wat topzwaar lijkende vogel. Zelfs op de voorkant van het immigratieformulier dat ik vanochtend bij de douane moest invullen stond er eentje afgedrukt. “De dodo is voor Mauritius wat de panda is voor China”, aldus een opschrift in het museum.