Turkmenistan is een land zo groot als Zweden en er wonen een kleine 5 miljoen mensen. Het is rijk aan aardgas. Sinds de val van de Sovjet-Unie is het rechtstreeks overgestapt van het stalinisme naar een nationalistische dictatuur. Tot en met 2006 werd het geregeerd door Türkmenbashi, “Leider der Turkmenen”, die het land volstopte met allerlei buitenissigheden ter ere van hemzelf en zijn familie. Zijn opvolger, Berdymukhammedov, doet hard zijn best om deze lijn voort te zetten. Roken in het openbaar is hier verboden, dus ook op straat mag het niet. Foto’s maken van overheidsgebouwen mag ook niet.
Dat dit een erg vreemd land is, merk je al direct na de grens. We rijden door een stuk woestijn naar Türkmenabat, de tweede stad van het land. Bij een hotel stoppen we om te lunchen. Je kijkt je ogen uit in de straat waar het hotel ligt: een brede tweebaansweg met veel groen, gelardeerd met wit marmeren gebouwen. Boven de ingang van elk gebouw hangt een enorm portret van de president. Sommige gebouwen hebben een groot videoscherm waarop nationalistische filmpjes worden afgespeeld – volksdansende kinderen en zo. Het hotel waar we lunchen is heel standaard voor Turkmenistan, met een soort bordes, lange gangen, veel airco en blinkend schoon. Wat een verschil met het wat chaotische Uzbekistan!
Het toppunt van de gekte vind je in en om de hoofdstad Ashgabat. We krijgen een middag een stadstour met de bus. Het ene na het andere vreemde monument komt voorbij. Er is nog een standbeeld voor Lenin, een standbeeld voor de Turkmeense paarden, een Onafhankelijkheidsbeeld, een Herdenkingsmonument voor de aardbeving van 1948 die de hele stad heeft platgegooid, de Neutraliteitsark (waar je met de lift omhoog kunt), veel standbeelden van mythische Turkmenen en van Türkmenbashi natuurlijk.
En ja, ook een standbeeld van een boek: de Ruhnama. Dit boek is door Türkmenbashi zelf geschreven en nog steeds een soort heilig boek voor de Turkmenen. Kennis van de Ruhnama is verplicht, en het wordt op alle scholen ruimschoots onderwezen.
In de stad zie je nog wel meer kleine opvallende zaken. Zo heeft ieder huis in het centrum een heel groot huisnummer bij de deur, een huisnummer waar blijkbaar een lampje in zit want ’s avonds zijn ze allemaal rood verlicht. Naar een adres hoef je hier in ieder geval niet lang te zoeken. In de straten van Dashovuz, een woestijnstad in het noorden, viel me op dat alle stadsbussen een portret van de president van ruim een meter hoog voor het voorraam hebben. En als we een paar kilometer door een bos rijden, zien we om de paar honderd meter 2 politiemannen tussen de bomen staan (ze staan trouwens ook op iedere straathoek in Ashgabat).
Een paar kilometer buiten Ashgabat heeft Türkmenbashi in zijn geboorteplaats Gypjak een mausoleum laten bouwen voor zijn moeder, die tijdens de aardbeving van 1948 stierf. Helemaal van marmer, deels origineel Carrara-marmer uit Italië. Ernaast heeft hij een enorme moskee met gouden koepels neergezet. Dat was alvast ter nagedachtenis van hemzelf. Het is de grootste moskee van Centraal-Azië. Er is een heel legertje schoonmaakpersoneel aan het werk, maar het ziet er niet naar uit dat de moskee ooit gebruikt wordt.
We hebben een Turkmeense gids aan boord die graag vertelt over het dagelijks leven hier. Ambtenaar zijn is hier bijvoorbeeld heel aanlokkelijk: je komt in aanmerking voor een mooie nieuwe flat vlakbij je werk, samen met al je collega-ambtenaren van hetzelfde ministerie. De kosten worden deels door de staat gedragen, en voor een ander deel bestaat het uit een lage hypotheek.
De huidige president is druk aan het bouwen geslagen om ook zijn naam te vestigen. Zo verrijzen er aan de rand van de stad nieuwe ministeriegebouwen en flats. Er komt zelfs een nieuwe Neutraliteitsark, een miljoenen kostend monument met gouden top. De oude ark die door zijn voorganger in het centrum is neergezet wordt dan afgebroken.