Ghana’s hoofdstad is niet bepaald een Parijs of Barcelona: er zijn maar een paar bezienswaardigheden voor de doorsnee toerist. Ik heb een plattegrondje geprint, en kruis voor ik vandaag op pad ga de plaatsen aan die me wel interessant lijken: Independence Square, Fort Ussher, de Holy Trinity kathedraal, het Nationaal Museum en het Nkrumah mausoleum. Daarnaast moet ik ook nog langs het STC busstation in het noordwesten van de stad. Zes stipjes op de kaart, verspreid over het hele centrum.
Hoewel de afstanden niet heel groot zijn, is het toch allemaal te ver om te lopen. Daarom begin ik maar eens met een taxirit. Taxi’s zijn hier zo’n driekwart van al het verkeer, dus het kost geen moeite op de hoek van de straat waaraan het hotel ligt er eentje aan te houden. De chauffeur weet niet waar het Ussher Fort is, maar Independence Square kent-ie wel. We rijden er in een minuut of 10 naar toe. Ik ben blij dat ik niet ben gaan lopen, want het is een wat saaie weg van een kilometer of twee door (vrij luxe) woonwijken.
Het Onafhankelijkheidsplein (Independence Square) is een grote communistische vlakte met wat protserige monumenten. Het is er strikt verboden foto’s te maken.
Vanaf het Plein loop ik verder naar het zuidwesten, richting Fort Ussher. Iedereen loopt hier heel langzaam – niet gek, want het is net een hete oven buiten. Je zweet overal. Gelukkig zijn de wegen goed; er zijn zelfs trottoirs zonder gaten.
Halverwege word ik aangesproken door een jongen, Ismail genaamd. Hij vertelt dat-ie uit het noorden van Ghana komt. Hij wil me daar graag rondleiden: het is er zoveel mooier en groener dan in de grote steden. Het maakt niet uit dat ik hier maar een week ben, in 4 dagen kunnen we wel samen heen en weer naar zijn dorp. Nou, euh, doe toch maar niet. We nemen dus afscheid van elkaar, en hij laat me zien hoe je handen schudt op z’n Ghanees: op het moment dat je elkaars hand loslaat, maak je een soort knippende beweging met je vingers. Ik heb nog wel wat oefening nodig om dat goed te kunnen.
Na een minuut of 10 verder wandelen sta ik opeens voor Fort Ussher. Je denkt dat het een groot fort aan de kust is, maar vanaf de straatkant lijkt het een gewoon oud gebouw zoals vele anderen in de rij. Ik loop naar binnen en vraag de lui op een tuinstoel hangende bewaker of ik binnen rond mag kijken. Voor 5 cedi, die hij ongetwijfeld in zijn eigen zak steekt, kan ik doorlopen.
Fort Ussher is het overblijfsel van het door Nederlanders gebouwde Fort Crevecoer (1649). Het diende als handelspost, en later (tijdens de Britse koloniale tijd en de Onafhankelijkheid) als gevangenis. Het fort is nu half gerestaureerd. De andere helft is sterk vervallen maar des te fascinerender. Je ziet de kale cellen waarin de gevangenen vast werden gezet (en dat in deze hitte).
Zo’n honderd meter noordwaarts ligt de Holy Trinity Cathedral. Langs de kant van de weg zie ik vandaag (het is zondag) veel ‘openluchtkerken’. Groepjes mensen die bijeen zitten op tuinstoelen en zingen onder leiding van een voorganger. Ook de Jehova-getuigen en Pinkstergemeenschappen zijn hier goed aanwezig. Ik houd me bij de oude Engels-koloniale kathedraal. Ook daar is een dienst aan de gang. Je hoort buiten al het piepende geluid van versterkers en zware bassen van de live-muziek. Ook is er hard en vals gezang. Het is een Anglicaanse kerk, de priesters lopen er in paarse kledij.
Na de kerk laat ik me door een taxi naar busstation brengen. Daar koop ik vast een kaartje voor morgen voor de bus naar Kumasi. Voor 12 cedi (6 EUR) ben ik verzekerd van een zitplaats in een airconditioned bus. De taxi heeft op me gewacht en rijdt me terug naar het centrum. Net als alle andere Ghanezen die ik tot nu toe heb ontmoet, is hij erg spraakzaam. Hij vindt het maar raar dat ik alleen reis, en geen husband heb. De taxirit gaat dit keer langs een spoorlijn, met een duidelijk armere wijk.
Ik word gedropt bij de volgende stop op mijn lijstje: Nkrumah mausoleum. Kwame Nkrumah was Ghana’s eerste president na de onafhankelijkheid. Zijn mausoleum, zijn standbeeld en een museum over zijn leven liggen in een verzorgd parkje. Naast mij zijn er slechts twee andere bezoekers. Ik ga eerst maar eens in het museum kijken. Een goede keus, want de airco staat er hoog. Zo kan mijn lichaam weer op een wat normale temperatuur komen. Ik loop dan ook heel langzaam langs het tentoongestelde. Dat zijn vooral foto’s van Nkrumah met vele prominenten. Hij lag vooral goed bij het communistische blok, en heeft ook China bezocht. Je ziet hem op foto’s met Fidel Castro, Mao en Khrushchev.
Mijn laatste doel voor vandaag is het Nationaal Museum. Ik houd weer een taxi aan. De chauffeur kijkt of-ie water ziet branden bij het woord ‘Museum’. Maar gelukkig stopt er een hulpvaardige voorbijganger die hem de weg wijst. We zijn er zo. Het museum doet nogal ouderwets aan, maar heeft wel mooie dingen. Houtsnijwerk, maar ook kleine bronzen beeldjes. Ook hier zijn er weer nauwelijks andere bezoekers. Alleen 3 Amerikaanse meisjes doen gelijk met mij hun ronde.
Ik wilde mijn tocht door Accra eigenlijk afsluiten met een lunch in het naast het museum gelegen restaurant. Maar dat blijkt dicht te zijn op zondag, dus ga ik maar terug naar mijn hotel.
En hoe bevalt Accra?
De sfeer is er zoals in Tanzania (Arusha, Zanzibar) – relaxed. De gebouwen zijn er soms erg vervallen, maar het doet ook weer niet straatarm aan. Het heeft ook het lome van de Cariben. Behalve door de noordeling Ismail word ik verder met rust gelaten terwijl ik rondwandel. Wel zwaaien er zo af en toe kinderen, of moet ik ‘handen schudden’ met wat Rasta-jongens. Dat betekent met de vuisten tegen elkaar en daarna op het hart. Het is maar goed dat ik gisteren in het vliegtuig een boekje heb zitten lezen over de Ghanese gebruiken en gewoontes.