Het fietsen in Maleisië is goed bevallen, dus ik had me al voorgenomen ook op Bali op de fiets te stappen. Er zijn verschillende organisaties die hier fietstochten aanbieden. In mijn hotel vond ik een foldertje van Bike Baik, en hun tocht langs dorpjes en rijstvelden leek me wel wat. Gisteren telefonisch geboekt, en vandaag de hele dag op pad.
Even voor achten ’s ochtends komen ze me ophalen bij mijn hotel met een minibusje. Er gaan nog twee anderen mee, een stel van mijn leeftijd uit Londen. We gaan eerst drie kwartier rijden, de heuvels in.
Onze eerste stop is bij een koffie- en vruchtentuin. Je kunt er cacao zien groeien, bananen, durians, vanille. We krijgen er verschillende soorten koffie en thee te proeven, o.a. met ginseng erin. Erg vreemd / zoet van smaak.
Bij de tuin houden ze ook twee civetkatten in een kooitje. Deze (wilde) katten selecteren de beste koffiebonen en slikken ze door. Nadat ze de bonen weer uitgepoept hebben, worden deze verzameld, gewassen en tot koffie vermalen. Dat levert heel dure koffie op, de duurste ter wereld.
De volgende stop is bij een restaurant met uitzicht op de Batur vulkaan. Er zijn op Bali nog twee actieve vulkanen, en dit is er één van. Het is inmiddels 10 uur … en we krijgen ontbijt! Was voor mij niet echt nodig (had ik in het hotel al gehad), maar mijn Engelse medereizigers hebben een veel langere aanreisroute gehad vanaf de kust. Het ontbijt is een Indonesisch buffet, met nasi, gebakken banaan en nog zo wat van die dingen. Ik houd me bij wat lichte hapjes.
Van fietsen is het nog niet gekomen. We zetten nog wat fruitstalletjes op de foto, en proberen wat fruit uit.
Eindelijk is het dan tijd om op de fiets te stappen. Er staan mountainbikes klaar, genoeg om uit te kiezen. Helmpje op (ook handig tegen de zon) en we gaan op pad. De tourorganisatie heeft voor water gezorgd, en rijdt ook met een soort bezemwagen achter ons en een groepje van 6 Australiërs aan.
Het fietsen gaat als een zonnetje. De route is zo uitgekozen dat je vrijwel de hele tijd bergafwaarts rijdt. Het komt maar af en toe voor dat je wat bij moet trappen. De meeste inspanning komt nog van het in de remmen knijpen omdat het anders toch wel wat erg hard naar beneden gaat.
We rijden over geasfalteerde binnenwegen. We komen wat brommers/scooters tegen, maar nauwelijks auto’s of grotere voertuigen. Het is een aaneenschakeling van dorpjes die we passeren.
Alle dorpen staan vol met tempels. Iedere gemeenschap heeft er in ieder geval al drie, en daarnaast heeft iedere familie een eigen familietempel. Net als in Nepal bijvoorbeeld wordt er hier op Bali nogal vaak een festival of een andere belangrijke gebeurtenis gevierd.
Tussen de dorpen liggen de rijstvelden. De rijst hier wordt voornamelijk voor eigen gebruik verbouwd. De beplanting is aangelegd in terrassen, en de akkers worden via kanaaltjes van water voorzien. Ondanks dat het op Bali meestal heet en droog is, is het er toch erg groen. Dat komt doordat er veel natuurlijke bronnen zijn die in de watervoorziening voorzien.
Eenden houden de rijstvelden “schoon” van insecten. Je ziet ze hier massaal. En ook veel op de menukaart!
Na een uur of twee fietsen, we zijn dan bijna aan het eind, wordt er toch nog wat inspanning gevraagd. Er komen een paar steile klimmetjes in het parcours. Ze zijn alleen fietsend te nemen met een heel kleine versnelling. De Engelsen lukt dat niet en ze moeten steeds lopend omhoog. Twee Australiërs uit het andere groepje hebben er al helemaal de brui aan gegeven, en zitten in de bezemwagen. Ik voel me plotseling wel erg fit. Maar deze tocht stelt echt niks voor, zeker vergeleken bij die in Maleisië waar het toch 3 uur stevig doortrappen was over vaak onverharde paden.
Onder een grote boom treffen we een groepje mannen dat hun hanen aan het verzorgen is. De hanen worden gebruikt in hanengevechten. Het zijn stuk voor stuk statige, grote beesten.
Vlak voor de finish rijden we nog even met fiets en al dwars door een laagstaande rivier. Je krijgt er natte sokken van, maar het lukt me ongeschonden aan de overkant te komen.
Met het busje worden we vervolgens naar een plaatsje in de buurt van Ubud gebracht. Daar gaan we een Balinese maaltijd eten bij de familie van de eigenaar van de fietstourorganisatie. De familie (vader, moeder, tante, 2 van de 3 volwassen zoons en hun gezinnen) woont traditioneel bij elkaar in één ommuurd complex. Ieder gezin heeft zijn eigen slaapkamer, maar er is maar één keuken. Op het terrein staat ook de familietempel. De eigenaar is heel trots dat zijn familie inmiddels voldoende geld heeft om aan alle verplichtingen in het Balinese hindoeïsme te voldoen. En traditioneel is het leven hier nog zeker wel, ondanks dat het geld wordt verdiend met toeristen. Zo heeft deze man van een jaar of 30 gevijlde tanden. Dit wordt gedaan door een priester tijdens een ceremonie, om zo het menselijke van het dierlijke te onderscheiden.
In een soort paviljoen op het familieterrein is inmiddels voor ons een heerlijke lunch met Indonesische / Balinese gerechten klaargezet. We zijn inmiddels weer samen met de Australiërs. Ik neem van alles wat van het buffet, van saté tot mie. Om half vier eindigt de tocht, en worden we één voor één weer “thuis” gebracht.