Fietsen over de palmplantages

Om half negen stopt er een rammelend busje voor de deur van het hotel. Achterin liggen twee fietsen, en een kwieke kleine Maleisiër in fietskledij stapt uit. Het blijkt dat ik de enige ben voor de fietstour vandaag. De tocht gaat drie uur duren en brengt me dichterbij het platteland van Maleisië. Voor deze ervaring moeten we eerst nog wel een half uurtje rijden, want Melaka met zijn 600.000 inwoners is een grote stad waar je niet zo maar uit bent.

Uiteindelijk arriveren we bij het huis van gids Alias. In een schuur heeft hij tientallen mountainbikes staan. Hij kiest er eentje voor me uit, duwt een fles water in de bidonhouder en neemt zelf een rugzak met reparatiespul mee. We kunnen op pad!

We fietsen over onverharde wegen, maar ook vaak kriskras over grote plantages met voornamelijk palmbomen. Hierdoor ben je ook aardig beschut tegen de felle zon en de hitte die er ook vandaag weer is.

De meerderheid van de fietstoeristen die Alias hier rondgidst zijn Nederlanders. “Als er geen Nederlanders meer zouden komen, zou ik niet meer kunnen leven van de fietstochten”, zegt hij. Hij is ook vol lof over de oudere Nederlanders, die zijn ook heel fit op de fiets.

De meest voorkomende palm hier in Maleisië is de oliepalm. Op de route tussen Kuala Lumpur en Melaka had ik al enorme plantages van deze soort gezien, en ook hier staat het er vol mee. Na Indonesië is Maleisië de grootste exporteur van palmolie – en Nederland (Unilever!) is de grootste importeur.

In de toppen van de bomen zitten de oranjerode olienoten. Langs de weggetjes zie je dan ook steeds trossen daarvan liggen, die worden later met een kar opgehaald.

Rubber is een ander traditioneel belangrijk product. Veel rubberbos heeft plaatsgemaakt voor de lucratievere oliepalmen. Maar rubber is ook nog steeds gemakkelijk geld verdienen. Een paar keer aansnijden per dag, en de vloeistof loopt door de zwaartekracht zo de bakjes in.

We bezoeken ook een centrale post waar alle rubber verzameld wordt.

Dieren zien we niet veel onderweg. De islamitische Maleisiërs houden geen honden dus voor onze broekspijpen hoeven we niet bang te zijn. Af en toe kruist een leguaan ons pad. En er zitten aapjes in de palmbomen. Ze worden soms getraind om kokosnoten te plukken uit de palmen. De troep die wij zien zijn echter wilde aapjes die ons met grote belangstelling aanstaren.

Onderweg stoppen we ook nog bij een theestalletje. We drinken een beker thee voor een paar cent. Twee oude mannetjes, die hier vast een groot deel van hun dag doorbrengen, vragen mijn gids het hemd van het lijf over de fietstours. Hoe ver het wel niet is, en of het niet zwaar is.

We fietsen zo af en toe dwars over het erf van de lokale bewoners. De meeste huizen zijn van steen, hebben een flink stuk land en zijn er luxe uit. Alleen af en toe kom je de nog in traditionele stijl gebouwde houten huizen op palen tegen.

Een aanzienlijk deel van de huizen op het platteland hier is grotendeels onbewoond en wordt alleen nog als vakantiehuis voor families gebruikt. De meeste jongeren zijn naar de stad getrokken. Zo niet Alias, mijn gids. Hij kan al 12 jaar leven van het rondfietsen met toeristen. Hij woont in een huis dat is gebouwd op een voormalige rubberplantage, en de grond is eigendom van zijn schoonfamilie. Hij houdt van zijn zorgeloze leventje ver weg van de economische crisis. En van fietsen en nieuwe routes ontdekken

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s