‘Ngoro Ngoro’ is het geluid dat koebellen maken. En die hoor je meteen als je de 600 meter afdaalt vanaf de kraterrand. Enkele Maasai-herders hebben hun kuddes mee naar beneden genomen voor water. Deze kuddes bestaan uit tientallen zo niet honderden koeien.
Op de kraterbodem treffen we eerst alleen wat vogels, zoals kraanvogels en de zwarte ibis. Bij het grote zoutmeer zitten ook ontelbare flamingo’s. Helaas kun je daar niet al te dicht bij komen, maar je ziet wel een roze gloed. Niet ver daarvandaan is een modderbad vol met nijlpaarden. Deze zijn iets beweeglijker dan die van gisteren in de Serengeti. Ze draaien met hun dikke lichaam helemaal een rondje zodat ze overal onder de modder komen te zitten.
Op de vlakte een stuk verderop spot onze chauffeur opeens een neushoorn. Hiervan zijn er maar 22 in de krater, dus het is een zeldzame verschijning. Je moet wel heel goed kijken om hem goed te kunnen zien. Hij sjokt tussen een groep van gnoes en buffels, en die zien er van een afstandje ongeveer hetzelfde uit. Met deze (zwarte) neushoorn hebben we in twee dagen de ‘Big Five’ van roofdieren die van niemand vrees hebben compleet (leeuw, olifant, buffel, luipaard, neushoorn).
Een volgend hoogtepunt komt van een familie hyena’s vlak langs de weg. We zien eerst al een mannetje en een zwanger vrouwtje in gezwinde pas voor onze jeep uitlopen. Even verderop blijkt dat ze op weg waren naar hun kleintjes, die half verscholen zitten in een kuil. Er zijn drie kleintjes in totaal. De hele familie kruipt lekker bij elkaar in de kuil die vol modder zit. Een paar meter verderop heeft ook een groot wrattenzwijn zich op dezelfde manier ingegraven.
Na de lunch rijden we door een deel van de 260 vierkante kilometer grote krater waar minder dieren lijken te zitten. Tegen de kraterwand aan zien we wel enorme kuddes gnoes, van deze afstand net mieren. Ook zijn er natuurlijk zebra’s, die lopen overal.
In een hoek van de kraterbodem is wat hoger gras en zijn er meer bomen. Daar zien we weer leeuwen. Eerst zes languit in het gras. En daarna vier vrouwtjes met twee kleintjes. Deze zitten vlakbij de weg en kijken geïnteresseerd naar de bezoekers in de jeeps.
Hun moeders kijken echter helemaal de andere kant op: zijn hebben het oog gericht op twee zebra’s. Ze kunnen hun ogen er niet vanaf houden en eentje sluipt er door het hoge gras langzaam naar toe. Twee anderen lijken haar rugdekking te geven en blijven op de uitkijk staan. De vierde maakt een grote omtrekkende beweging om de zebra’s van de andere kant op te jagen. We blijven een hele tijd staan kijken, maar tot een aanval komt het niet. Leeuwen moeten wel heel dichtbij komen willen ze een prooi kunnen pakken: ze springen er dan bij verrassing bovenop. Hard lopen over langere afstanden kunnen ze niet zo goed, en dan vallen ze ook teveel op.