In het hele grensgebied tussen Kenia en Tanzania zijn ze een opvallende verschijning: de Maasai. Er leven zo’n 900.000 leden van deze stam in de buurt van de befaamde wildparken. Ze leven van hun vee: meest koeien en geiten. Sommigen hebben een enorme rijkdom aan vee vergaard en drijven kuddes van honderden dieren voort.
Van oorsprong zijn het nomadische herders maar tegenwoordig hebben ze meestal wel een vaste woonplaats. Ze vallen vooral op door hun kleurrijke kleding en hun lengte. Ook in de rest van Tanzania (tot aan Zanzibar) kom je wel eens een avontuurlijke Maasai tegen. Altijd met een stok (speer) in de hand. De mannen hebben buitenshuis altijd een stok bij zich. Dat is om zich te kunnen verweren tegen wilde dieren. In onze lodge nabij de Ngorongoro krater werd iedereen elke avond als het donker werd naar de tent vergezeld door een Maasai met stok!
Er bestaan veel mythes over hun huidige leefwijze. Wat er allemaal van waar is is moeilijk te verifiëren. In mijn reisgids stond bijvoorbeeld dat ze niet met het openbaar vervoer mogen reizen, maar ik heb er genoeg in bussen gezien. Ook zie je ze wel eens op de fiets.
Langs de kant van de weg zijn enkele Maasai-dorpen die tegen betaling van 10 US dollar per persoon toeristen verwelkomen. Eerst krijg je buiten de poort van hun kraal een welkomstdans te zien. De mannen en vrouwen staan gescheiden in groepjes. Alleen de mannen dansen en springen zo hoog mogelijk, de vrouwen zingen. De vrouwen hebben mooie grote zilveren sieraden om.
Op het binnenterrein laten de mannen vervolgens het bekende springen zien. Ze doen dit in competitie met elkaar. Binnen een kring proberen ze één voor één zo hoog mogelijk te komen. Ze springen met gestrekte benen en komen erg hoog (ze zijn ook al lang van zichzelf dus dat helpt). Aan hun voeten dragen ze sandalen gemaakt van autobanden.
Daarna gaan we in kleine groepjes een hutje binnen. Het is rond van vorm en grotendeels gemaakt van stro. Voor de isolatie en tegen de regen is het dak dichtgemetseld met koeienstront.
Je gaat eerst bukkend door een klein halletje. Het hutje heeft 2 slaapkamers: 1 voor man & vrouw en 1 voor de kinderen. De mannen hebben meerdere vrouwen, en slapen afwisselend in andere huizen. Als ze 15 zijn gaan de jongens het huis uit en trouwen ze met een meisje van 12 of 13 uit een ander dorp. In het hutje wordt gekookt op open vuur. De rook moet via de ingang van het huis naar buiten. Ook is er nog wat ruimte voor een watertank.
Tot slot bezoeken we de kleuterschool die bij dit dorpje van 170 inwoners hoort. Voor vervolgonderwijs moeten ze een eind verder lopen (of ze gaan in een internaat). De paar aanwezige kinderen zingen voor ons en laten zien dat ze in het Engels kunnen tellen.